Onderzoek in 8 perifere blikrichtingen,
meestal zonder bril, tenzij bepalen alfabetisch patroon bij refractief accommodatief strabisme,
op +/- 30° excentriciteit,
toename, afname, richting, mate van deviatie noteren,
balans van ene oog tov andere oog,
fixatielicht op 30 à 50 cm,
andere veranderingen bv; retractie oogleden, wijzigingen in ooglidspleetgrootte, retractie of protrusie van oogbol, nystagmus, ptose, pupilafwijkingen