B3.1 Organen (Transport)

Cards (56)

  • Orgaan
    Een samenstelling van verschillende weefsels die samen een specifieke functie uitvoeren
  • Orgaanstelsel
    Groepen van organen die samenwerken om een bepaalde taak te vervullen
  • Verteringsorgaan
    Een orgaan dat verantwoordelijk is voor het verwerken van voedsel
  • Vertering
    1. Afbreken van voedselmoleculen tot kleinere componenten
    2. Opname van de kleinere componenten door het lichaam
  • Verteringsorgaan
    • Mondholte
    • Slokdarm
    • Maag
    • Dunne darm
    • Dikke darm
    • Anus
  • Mechanische spijsvertering
    Proces waarbij voedsel wordt verkleind tot kleinere deeltjes
  • Chemische spijsvertering
    Proces waarbij enzymen voedsel afbreken tot kleinere moleculen
  • Spijsvertering
    1. Kauwen in de mond
    2. Mengen met speeksel
    3. Transport via slokdarm naar maag
    4. Verdere vertering in maag
    5. Transport naar darmen
    6. Opname van voedingsstoffen in darmen
  • Dunne darm

    Belangrijk onderdeel van spijsverteringskanaal waar verdere vertering en opname van voedingsstoffen plaatsvindt
  • Dunne darm
    • Twaalfvingerige darm
    • Nuchtere darm
    • Kronkeldarm
  • Dikke darm
    Laatste deel van spijsverteringskanaal, absorbeert water en verzamelt onverteerbare resten
  • Endeldarm
    Laatste segment van dikke darm, verbindt dikke darm met anus
  • Het hele proces van spijsvertering duurt ongeveer 24 uur
  • Uitscheiding
    Proces waarbij overtollige stoffen of afvalstoffen uit het lichaam worden verwijderd
  • Uitscheiding
    • Via nieren in urine
    • Via longen in ademhaling
    • Via huid in zweet
    • Via darmen in ontlasting
  • Nieren
    • Filteren afvalstoffen uit bloed
    • Verwijderen afvalstoffen door productie van urine
    • Produceren hormonen
  • Kapsel van Bowman
    Laagje dat glomerulus in nier omhult en bloed filtert
  • Lever
    • Produceert gal
    • Verwerkt voedingsstoffen uit darmen
    • Slaat vitamines en mineralen op
    • Produceert eiwitten
  • De lever filtert bloed afkomstig uit de darmen
  • Opname van voedingsstoffen
    1. Voedsel wordt opgenomen in de darmen
    2. Bloed stroomt naar de lever om te worden gefilterd
    3. Lever neemt voedingstoffen op en gebruikt deze om energie op te wekken, stoffen op te slaan en afvalstoffen af te breken
    4. Lever zorgt dat voedingstoffen op de juiste manier worden afgegeven aan het lichaam
  • Opslag van vitamines en mineralen
    • Lever kan vitamine A, D en B12 opslaan voor later gebruik
    • Lever kan ijzer opslaan voor het aanmaken van rode bloedcellen
    • Lever kan bloedsuikerspiegel reguleren door opslag en vrijgave van glucose
  • Functies van de lever
    • Produceren van verschillende eiwitten zoals bloedplaatjes, transporteiwitten, enzymen en hormonen
    • Filtreren van afvalstoffen en schadelijke stoffen uit het bloed
    • Aanmaken van cholesterol
  • Cholesterol
    • Vetoplosbare stof die functies heeft in het menselijk lichaam, zoals het helpen vormen van celmembranen en het produceren van hormonen en galzuren
    • Kan schadelijk zijn als het in te hoge concentraties in het bloed aanwezig is, omdat het kan bijdragen aan het ontstaan van hart- en vaatziekten
  • Functies van de huid
    • Bescherming
    • Thermoregulatie
    • Uitscheiding van afvalstoffen en overtollig vocht via zweetklieren
    • Uitscheiding van stoffen zoals ammonia
  • Ademhaling
    1. Zuurstof wordt opgenomen in het lichaam
    2. Koolstofdioxide wordt uitgeademd
    3. Gebeurt via het ademhalingsstelsel bestaande uit longen, bronchiën, alveoli en spieren
    4. Bij inademen zetten spieren borstkas uit, waardoor lucht wordt aangezogen
    5. Bij uitademen trekken spieren borstkas samen, waardoor lucht wordt uitgestoten
  • Wet van Fick
    • Netto hoeveelheid stof getransporteerd door membraan is evenredig aan concentratiegradient en membraanoppervlak
    • Voor ademhaling betekent dit dat meer zuurstof wordt opgenomen en meer koolstofdioxide wordt verwijderd naarmate concentratieverschil groter is
  • Functie van hemoglobine
    • Transporteert zuurstof van longen naar andere cellen
    • Bindt zich aan zuurstof in longen en geeft het af aan cellen
    • Neemt koolstofdioxide op in cellen en geeft het af in longen
  • Bohr-effect
    • Zuurgraad van bloed beïnvloedt binding van zuurstof aan hemoglobine
    • Lagere pH = minder zuurstofbinding, hogere pH = meer zuurstofbinding
  • Myoglobine
    Eiwit in spierweefsel dat zuurstof bindt en een rol speelt in energieproductie van spieren
  • Ademhalingsproces bij mens

    1. Inademen via neus/mond
    2. Lucht gaat naar luchtpijp
    3. Luchtpijp verdeelt zich in bronchiën en bronchiolen
    4. Bronchiolen eindigen in alveoli waar gasuitwisseling plaatsvindt
    5. Longcapaciteit bepaalt hoeveelheid lucht in- en uitgeademd
  • Ademhaling bij vissen, insecten, amfibieën, planten

    • Vissen hebben kieuwen om zuurstof uit water te halen
    • Insecten hebben tracheaal ademhalingssysteem met openingen in lichaam
    • Amfibieën hebben kieuwen in water en longen op land, plus huidademhaling
    • Planten nemen zuurstof op en geven koolstofdioxide af via fotosynthese
  • Bloedvaten
    • Slagaders transporteren zuurstofrijk bloed van hart naar weefsels
    • Aders transporteren zuurstofarme bloed van weefsels naar hart
    • Haarvaten verbinden slagaders en aders en transporteren bloed naar individuele cellen
  • Bloedsomloop
    1. Kleine bloedsomloop: bloed stroomt langs longen voor zuurstofopname
    2. Grote bloedsomloop: bloed stroomt van hart naar rest van lichaam en terug
  • Arteria carotis

    Belangrijkste slagader die naar de hersenen leidt
  • Aorta
    Belangrijkste slagader die bloed van het hart naar de rest van het lichaam vervoert
  • Aders
    Bloedvaten die bloed van de weefsels naar het hart terugbrengen, hebben een dunne wand en grotere diameter dan slagaders, bevatten zuurstofarm bloed
  • Aders
    • Hebben kleppen om te voorkomen dat bloed terugstroomt naar het hart, kleppen openen en sluiten afhankelijk van de bloedstroom en helpen bloed naar het hart te bewegen
  • Haarvaten
    Kleinste bloedvaten die zich vertakken vanuit de slagaders en aders, verantwoordelijk voor transport van bloed naar individuele cellen en weefsels, hebben dunnere wanden dan slagaders of aders
  • Kleine bloedsomloop
    Bloed stroomt langs de longen waar het zuurstof opneemt en koolstofdioxide afgeeft
  • Grote bloedsomloop
    Bloed stroomt door de rest van het lichaam