1. De twee DNA-strengen worden uit elkaar gehaald zodat de RNA-polymerase zich kan binden aan de promotor op de matrijsstreng, die tegenover de coderende DNA-streng ligt
2. RNA polymerase bindt dan de RNA nucleotiden aan elkaar om een RNA-streng te vormen, die van 5' naar 3' loopt. Dit is tegenovergesteld aan de matrijsstreng
3. Als het RNA-molecuul klaar is laat het zich los van het DNA
4. De twee DNA-strengen koppelen weer aan elkaar. De volgorde van de basenparen op het RNA-molecuul is gelijk aan die op de coderende DNA-streng, met als enig verschil dat het RNA uracil bevat in plaats van thymine