biologie ingangsexamen geneeskunde

Cards (360)

  • CURSUS BIOLOGIE
  • 5 ASO
  • Leerkracht Mathias Bouilliart
  • Bloeddonor
    Persoon die bloed afstaat
  • Antibiotica
    Geneesmiddelen die bacteriën doden of hun groei remmen
  • Alle organismen bestaan uit honderden verschillende chemische stoffen
  • Aanwezigheid van een bepaalde verbinding in een organisme hangt af van de noden van het organisme
  • Planten bevatten veel sachariden omdat ze reserve-energie opstapelen in de vorm van sachariden (zetmeel)
  • Dierlijke organismen gebruiken sachariden (glucose) hoofdzakelijk als directe brandstof voor energielevering
  • Dierlijke organismen slaan reserve-energie op onder de vorm van lipiden
  • Dierlijke organismen hebben een hoger proteïnegehalte dan planten omdat ze proteïnen gebruiken om spierweefsel mee op te bouwen
  • Planten bestaan voor ongeveer 75% uit water, terwijl dieren gemiddeld uit 60% water bestaan
  • Metabolisme
    Alle chemische omzettingen in een organisme
  • Anabole reacties

    Omzettingen waarbij grotere moleculen worden gevormd uit kleinere moleculen
  • Katabole reacties
    Omzettingen waarbij grotere moleculen worden afgebroken tot kleinere moleculen
  • In elk levend organisme vinden continu assimilatie- en dissimilatiereacties plaats
  • Intracellulair water
    Water dat zich in de cellen bevindt
  • Extracellulair water
    Water dat zich buiten de cellen bevindt
  • Weefselvocht
    Water dat zich tussen de cellen bevindt
  • Functies van water
    • Medium voor chemische reacties
    • Oplosmiddel
    • Transportmiddel
    • Smeer- of glijmiddel
    • Warmteregulator
  • Organismen bevatten gemiddeld ongeveer 70% water
  • Mineralen
    • Calcium
    • Fosfor
    • Zwavel
    • Kalium
    • Chloor
    • Natrium
    • Magnesium
  • Essentiële voedingsstoffen
    Stoffen die het lichaam niet zelf kan aanmaken en die via de voeding moeten worden opgenomen
  • Mineralen zijn betrokken in tal van metabole processen
  • Sommige mineralen zijn belangrijk voor de opbouw en het functioneren van verschillende types cellen
  • Andere mineralen vormen een onmisbaar bestanddeel van hormonen en/of enzymen
  • Elementen aangetroffen in organismen
    • Blauwe elementen (organische verbindingen)
    • Groene elementen (veel voorkomende mineralen >1g)
    • Gele elementen (minder voorkomende mineralen <1g)
  • Tien mineralen die in relatief grote hoeveelheden voorkomen in het lichaam
    • Calcium (Ca2+)
    • Fosfor (P4-)
    • Zwavel (S2-)
    • Kalium (K+)
    • Chloor (Cl-)
    • Natrium (Na+)
    • Magnesium (Mg2+)
    • IJzer (Fe2+)
    • Fluor (F-)
    • Zink (Zn2+)
  • Calcium
    Beenderen en tanden, bloedstolling, zenuwcelfunctie, spieractiviteit
  • Fosfor
    Beenderen en tanden, ATP, membranen, nucleïnezuren
  • Zwavel
    Eiwitten, vitamen, bloedstolling
  • Kalium
    Waterhuishouding, eiwitsynthese, zenuwcelfunctie
  • Chloor
    Groei, vertering
  • Natrium
    Waterhuishouding, opname van glucose, zenuwcelfunctie
  • Magnesium
    Beenderen en tanden, cofactor, spieractiviteit
  • IJzer
    Hemoglobine, cofactor
  • Fluor
    Tanden en beenderen
  • Zink
    Beenderen, cofactor
  • Elf mineralen die in kleinere hoeveelheden (<1g) worden teruggevonden in het lichaam
    • Koper
    • Mangaan
    • Molybdeen
    • Nikkel
    • Seleen
    • Tin
    • Vanadium
    • Silicium
    • Chroom
    • Kobalt
    • Jood
  • Koolstofverbindingen
    Sachariden, lipiden, proteïnen, nucleïnezuren