1. Voedsel wordt gekauwd en vermengd met speeksel in de mond
2. Voedsel gaat door naar de slokdarm en maag
3. In de maag wordt voedsel gemengd met maagzuur en spijsverteringsenzymen
4. In de dunne darm komen enzymen uit de alvleesklier en gal uit de galblaas bij het voedsel
5. Voedingsstoffen worden opgenomen in de bloedbaan
6. Onverteerbaar materiaal gaat naar de dikke darm, waar water wordt geabsorbeerd en ontlasting wordt gevormd