Alles van Biologie

Subdecks (3)

Cards (782)

  • Een goed wetenschappelijk onderzoek heeft een controle-experiment, ook wel 'blanco' genoemd
  • Controle-experiment
    De factor die je wil onderzoeken wordt weggenomen en de andere omstandigheden worden gelijk gehouden
  • Onafhankelijke variabele

    De factor die de onderzoeker aanpast voor het doen van metingen
  • Afhankelijke variabele

    De factor die als gevolg daarvan verandert
  • Experimenteel onderzoek
    Onderzoek waarbij een factor door de onderzoeker wordt beïnvloed
  • Het onderzoek moet herhaalbaar en controleerbaar zijn
  • Blind onderzoek
    Proefpersonen weten niet of ze het echte medicijn krijgen of de placebo
  • Dubbelblind onderzoek
    Proefpersonen en artsen weten niet of het echte medicijn of placebo wordt gegeven
  • Placebo-effect
    Verwachting dat iets werkt, waardoor de testpersoon zich beter gaat voelen
  • Nocebo-effect

    Klachten krijgen door kennis van bijwerkingen
  • Beschrijvend onderzoek

    Onderzoek waarbij de onderzoekers niet zelf een factor aanpassen, bijvoorbeeld observeren van wilde dieren
  • Kwantitatief onderzoek
    Onderzoek waarbij het gaat om aantallen
  • Kwalitatief onderzoek

    Onderzoek waarbij het alleen gaat om of iets wel of niet aanwezig is
  • Indicatoren
    Stoffen die gebruikt kunnen worden om iets aan te tonen
  • Onafhankelijke variabele

    Wordt uitgezet langs de x-as in een diagram
  • Afhankelijke variabele

    Wordt uitgezet langs de y-as in een diagram
  • Spreiding
    Wordt weergegeven als verticale streepjes door de meetpunten om te laten zien hoe erg de resultaten verschilden
  • Standaarddeviatie
    Wordt berekend en weergegeven als verticale streepjes door de meetpunten om te laten zien hoe erg de resultaten verschilden
  • Wetenschappelijk onderzoek moet betrouwbaar en herhaalbaar zijn
  • Betrouwbaarheid
    Belangrijk omdat de resultaten gebruikt worden als uitgangspunt voor verder onderzoek
  • Fraude
    Opzettelijk 'foute' resultaten geven
  • Plagiaat
    Resultaten van anderen gebruiken als eigen werk
  • Collegiale toetsing
    Andere wetenschappers kijken kritisch naar het onderzoek
  • Validiteit
    De geschiktheid van de gebruikte onderzoeksmethode
  • Ovulatie
    Het vrijkomen van een eicel
  • Zygote
    De bevruchte eicel
  • Klievingsdelingen
    1. De eerste celdelingen vinden plaats in de eileider waarbij de zygote zich deelt zonder dat de grootte toeneemt
    2. De cellen worden per stuk steeds kleiner
    3. De cellen verplaatsen zich naar de baarmoeder door trilharen
  • Innesteling
    1. Het klompje cellen zet zich na vijf dagen vast in het slijmvlies van de baarmoederwand
    2. Het klompje verandert in een soort holle bol (alle trofoblastcellen liggen aan de buitenkant)
    3. De blastula gaat het hormoon HCG produceren
    4. Er wordt een instulping gevormd, vlokken, die later de placenta vormen
  • Lagen die worden gevormd

    • Trofoblast (wordt embryo-deel van placenta en buitenste vruchtvlies)
    • Kiemschijf (wordt embryo en binnenste vruchtvlies)
    • Dooierblaasje (vormt start bloedvorming)
    • Amnionholte (komt later de navelstreng)
  • Bloedvatenstelsel
    1. Het embryo ontwikkelt een eigen bloedvatenstelsel met een navelstrengader en twee slagaders, verbonden via de vlokken
    2. Ze worden 'omspoeld' met bloed van de moeder
    3. Het bloed van moeder en kind kan stoffen uitwisselen, maar mengt niet
  • Foetus
    Wanneer alle organen aangelegd zijn (na 8 weken), spreekt men niet meer van embryo, maar van foetus
  • Ontwikkeling geslachtsorganen

    1. Eerst is de aanleg bij jongens en meisjes gelijk
    2. Na 6 weken vindt er een splitsing plaats: bij aanwezigheid van het SRY-gen op het Y-chromosoom ontwikkelt de embryo zich tot jongen, bij afwezigheid tot meisje
    3. De geslachtsorganen worden gevormd tijdens de zwangerschap en zijn volledig aanwezig bij de geboorte
    4. In de puberteit groeien ze verder uit en wordt een jongen/meisje vruchtbaar, door hypofysehormonen
  • Menstruatiecyclus bij meisjes
    1. Iedere maand rijpt er een eicel die vrijkomt bij de ovulatie
    2. De baarmoeder bereidt zich voor op innesteling door het slijmvlies te laten groeien
    3. Wanneer de eicel niet bevrucht is, wordt het slijmvlies afgestoten: menstruatie
  • Zaadcelproductie bij jongens

    1. Vanaf de puberteit worden continu zaadcellen geproduceerd in de zaadballen
    2. De zaadcellen worden opgeslagen in de bijballen
    3. Bij een zaadlozing komen de zaadcellen, aangevuld met vocht uit zaadblaasjes en prostaat, als sperma naar buiten
  • Geslachtskenmerken
    • Primaire (geslachtsorganen)
    • Secundaire (lichamelijke kenmerken door hormonen in puberteit)
    • Tertiaire (geestelijke veranderingen)
  • Diploïd
    Normale lichaamscellen hebben 46 chromosomen, 23 paar
  • Haploïd
    Geslachtscellen (gameten) hebben 23 chromosomen, 1 van elk type
  • Meiose
    Speciale celdeling waarbij de chromosoomparen gesplitst worden, resulterend in haploïde geslachtscellen
  • Vorming eicel

    1. Start voor de geboorte: ontstaan diploïde oögonia
    2. Start meiose tot profase I: primaire oöcyt
    3. Oöcyt vormen samen met follikelcellen een follikel
    4. Vanaf puberteit voltooien enkele oöcyten per maand meiose I tot metafase II (ovulatie)
    5. Ongelijke verdeling cytoplasma: poollichaampjes
  • Vorming zaadcel

    1. Vanaf puberteit, duur vorming ruim 2 maanden
    2. Spermatogonia (diploïd) delen: spermatocyt ontstaat
    3. Spermatocyt doorloopt meiose: vorming 4 zaadcellen