Mensen planten zich geslachtelijk voort. Wil zeggen dat de kernen van twee geslachtscellen versmelten (bevruchting). Er ontstaat een bevruchte eicel die kan uitgroeien tot een nieuw individu
Chromosomen
Komen in celkernen in paren voor. Nieuwe cellen ontstaan door gewone celdeling (mitose). Hierbij heeft elke dochtercel evenveel chromosomen als de moedercel. Zo ontstaan bij een mens telkens cellen met 46 chromosomen. We noemen deze cellen lichaamscellen
Doel van mitose
Vorming van nieuwe cellen voor groei, vervanging en herstel
Reductiedeling (meiose)
Bij de vorming van geslachtscellen in de eierstokken en teelballen vindt reductiedeling plaats. Reductie betekent vermindering. Bij een reductiedeling bevatten de dochtercellen slechts één chromosoom van elk chromosoompaar
Doel van meiose
Vorming van geslachtscellen
Levensfasen van de mens
Baby van 0 tot 1 ½ jaar
Peuter van 1 ½ tot 4 jaar
Kleuter van 4 tot 6 jaar
Schoolkind van 6 tot 12 jaar
Puber van 12 tot 16 jaar
Adolescent van 16 tot 21 jaar
Volwassene van 21 jaar tot 65 jaar
Bejaarde boven 65 jaar
Bevruchting
Kernen van 2 geslachtaut versmelten
Mitose
Gewone celdeling
Meiose
Reductiedeling, vorming van geslachtscellen
Primaire geslachtskenmerken zijn vanaf de geboorte aanwezig
Schaamheuvel (of venusheuvel), grote en kleine schaamlippen, vagina (of schede), eierstokken (of ovaria), eileiders, baarmoeder (of uterus), clitoris (of kittelaar)
Secundaire geslachtskenmerken komen pas in de puberteit tevoorschijn o.i.v. geslachtshormonen die geproduceerd worden door de teelballen. Dit wordt beïnvloed door de hypofyse
In de puberteit verander je lichamelijk, geestelijk en sociaal
De mens groeit tot ongeveer 18 jaar in de lengte. De groei is het snelst in de eerste levensjaren en in de puberteit (groeispurt)
Mannelijke secundaire geslachtskenmerken
Bredere borstkas en schouders
Baardgroei en haargroei rond de geslachtsorganen, in de oksels en vaak ook op de borst
Zwaardere stem
Vruchtbaarheid (zaadlozingen)
Vrouwelijke secundaire geslachtskenmerken
Bredere heupen en een dikkere onderhuidse vetlaag
Haargroei rond de geslachtsorganen en in de oksels
borstontwikkeling
Vruchtbaarheid (menstruatiecyclus)
Teelballen
Produceren van spermacellen en van het mannelijk geslachtshormoon. Bij de productie van spermacellen vindt reductiedeling plaats
Bijballen
Tijdelijk opslaan van spermacellen
Balzak
Huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen. Het hangt onder de romp, waardoor er een lagere temperatuur is dan de buikholte. Dit is een gunstige temperatuur voor de ontwikkeling en vorming van spermacellen
Zaadleiders
Vervoeren van spermacellen
Zaadblaasjes
Vocht toevoegen aan spermacellen waardoor deze beter gaan bewegen
Prostaat
Vocht met voedingsstoffen toevoegen aan spermacellen
Urinebuis
Vervoeren van urine en sperma
Sperma
Bestaat uit spermacellen met vocht uit de zaadblaasjes en uit de prostaat
Penis
Inbrengen van sperma in een vagina. Zwellichamen brengen de penis in erectie. Eikel is gevoelig voor seksuele prikkels. Voorhuid is een huidplooi om de eikel
Voorhuid
Kan om religieuze, hygiënische en medische redenen worden verwijderd (=besnijdenis)
Zaadlozing
Komt met schokken uit de penis. Kan een lekker gevoel geven (orgasme of klaarkomen). Kan plaatsvinden bij geslachtsgemeenschap, door zelfbevrediging (masturbatie) of in de slaap (een 'natte droom')
Eierstokken
Produceren van eicellen en van het vrouwelijk geslachtshormoon. Bij de productie van eicellen vindt reductiedeling plaats. Bij de geboorte zijn in de eierstokken reeds alle cellen aanwezig die zich tot eicel kunnen ontwikkelen
Eicellen
Ontwikkelen zich in follikels
Trechters
Opvangen van eicellen die uit de eierstokken vrijkomen
Eileiders
Vervoeren van eicellen
Baarmoeder
Hierin vindt de ontwikkeling van een embryo plaats. De baarmoeder heeft een dikke, gespierde wand, die met slijmvlies is bekleed
Vagina
1. Hierin komt sperma bij geslachtsgemeenschap terecht. 2. voor het verwijderen van menstruatiebloed (=bloed, slijm en stukjes baarmoederslijmvlies). 3. voor de geboorte van het kindje
Clitoris
Is een knobbelvormig orgaantje, voorin tussen de kleine schaamlippen. Het is gevoelig voor seksuele prikkels
Kleine schaamlippen
Produceren van slijm, waardoor de toegang tot de vagina glad wordt
Grote schaamlippen
Liggen om de kleine schaamlippen heen
Maagdenvlies
Sluit de vagina gedeeltelijk af
Verschillen tussen spermacellen en eicellen
Spermacel: 1. erg klein, 2. kan zelf bewegen, 3. bevat geen reserve voedsel, 4. per zaadlozing komt er een groot aantal vrij
Eicel: 1. in verhouding groter, 2. kan niet zelf bewegen, 3. bevat veel reserve voedsel, 4. meestal komt één eicel per vier weken vrij (ovulatie)
Geslachtshormonen
Stoffen die via het bloed invloed uitoefenen op de geslachtelijke ontwikkeling