China

Cards (33)

  • In de 19e eeuw regeerde in China de laatste keizerlijke Qing-dynastie. Het land had te kampen met politieke crises, hongersnoden en corruptie. Het centrale gezag, gebaseerd op het confucianisme, was ernstig verzwakt. Daarbij kreeg China in de loop van de 19e eeuw te maken met het moderne imperialisme.
  • Na de opiumoorlogen verwierven Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten steeds meer invloed in steden zoals Shanghai en Hongkong in het zuidoosten en oosten. Ook andere landen sloten zogenoemde ‘ongelijke verdragen’ waarmee de Chinese regering zeggenschap verloor over grondgebied en inkomsten misliep uit economische centra.
  • Na gewapende conflicten kwamen grote delen van het keizerrijk direct in handen van Japan, Frankrijk en Rusland. Die namen sommige overheidstaken, zoals importheffingen, rechtstreeks over.
  • Binnenlands verzet tegen het falende centrale gezag nam toe en protesten tegen de buitenlandse inmenging en beïnvloeding werden talrijker. Politieke, religieuze en etnische opstanden, zoals die van de Taiping en de Nian, werden met moeite neergeslagen.
  • De Zelfversterkingsbeweging zette belangrijke stappen op weg naar militaire en bestuurlijke modernisering naar westers en Japans voorbeeld. Hervormers aan het hof kregen steun om eeuwenoude bestuurspraktijken geleidelijk af te schaffen of te moderniseren. De rigide ambtenarenexamens werden gestaakt en er werd begonnen met het opstellen van een grondwet.
  • In 1900 steunde keizerinweduwe Cixi de Bokseropstand. Landloze boeren keerden zich tegen de buitenlandse aanwezigheid en blokkeerden westerse ambassades in Peking. De strafmaatregelen die de buitenlandse mogendheden vervolgens oplegden en de grotendeels mislukte hervormingspogingen van het hof versterkten de gevoelens van onvrede. Het keizerlijke bestuur verloor steeds meer steun van de bevolking en het landsbestuur functioneerde niet langer. In die omstandigheden vond in 1911 een revolutie plaats die een einde maakte aan het keizerrijk China.
  • In 1912 stichtte Sun Yat-sen de Republiek China. Zijn nationalistische partij, die zich inzette voor democratie, nationalisme en socialisme, won de eerste parlementsverkiezingen.
  • Al snel greep generaal Yuan Shikai de macht en zette president Sun Yat-sen af. Het land viel uiteen en werd geregeerd door plaatselijke militaire machthebbers.
  • De invloed en bemoeienis van de buitenlandse mogendheden bleef groot. Uit protest daartegen en tegen het uitblijven van veranderingen ontstond de 4 Meibeweging. Onder invloed van westerse, Japanse en Chinese voorbeelden zette die zich in voor een modernisering van de republiek op bestuurlijk, sociaal en cultureel gebied. Deze beweging kreeg een politieke vertaling in de Chinese Communistische Partij.
  • De nationalistische en communistische partijen kregen allebei steun van de Sovjet-Unie en werkten samen in de strijd tegen buitenlandse invloeden en binnenlandse verbrokkeling.
  • Tijdens de Noordelijke Veldtocht veroverde het gecombineerde nationalistische-communistische leger onder leiding van Chiang Kaishek grote gebieden.
  • Na een bloedige breuk met de communisten herstelden de nationalisten in 1927 het centrale gezag.
  • De nieuwe regering bracht een proces van industrialisatie op gang, verbeterde de infrastructuur en maakte gedeeltelijk een einde aan de ongelijke verdragen. Corruptie bleef echter wijdverbreid en politieke tegenstanders werden vervolgd. Bovendien kreeg de regering niet alle delen van het rijk volledig onder haar gezag.
  • In 1931 bezette Japan de provincie Mantsjoerije en vestigde daar een fascistisch geïnspireerd en wreed regime. De laatste Chinese keizer Puyi stond als symbolische heerser aan het hoofd van deze marionettenstaat, van waaruit verdere delen van China werden ingenomen.
  • In de jaren 1930 en 1940 bestreden de nationalisten en communisten elkaar maar werkten noodgedwongen ook samen tegen Japan. Na de capitulatie van Japan brak er tussen de beide partijen een burgeroorlog uit.
  • De nationalistische regering was niet in staat de economische en maatschappelijke problemen, versterkt door de gevolgen van de Japanse bezetting, het hoofd te bieden. De communistische partij kreeg steeds meer aanhang.
  • In 1949 riep Mao Zedong de communistische Volksrepubliek uit. Chiang Kaishek vluchtte met zijn volgelingen naar het eiland Taiwan.
  • De Verenigde Staten steunden de nationalisten, de Sovjet-Unie de communisten. Zo raakte China betrokken bij de Koude Oorlog. Bij de Verenigde Naties was het Taiwan dat heel China vertegenwoordigde.
  • Onder de communistische partij werd het centrale gezag hersteld. Buitenlandse invloed werd geweerd, al bleven Hongkong en Macao in buitenlandse handen.
  • De communistische partij propageerde klassenstrijd en richtte zich daarbij vooral op boeren en arbeiders.
  • Een programma van herverdeling van de grond én modernisering van landbouw en industrie naar voorbeeld van de Sovjet-Unie ging van start.
  • Na de dood van Stalin bekoelden de onderlinge relaties.
  • Met de Grote Sprong Voorwaarts probeerde de Volksrepubliek op eigen kracht in korte tijd een industriële wereldmacht te worden. Het project mislukte en een enorme hongersnood volgde.
  • In 1962 koos de communistische partij voor een pragmatisch economisch beleid. Dit leidde tot een breuk met de Sovjet-Unie en een internationaal isolement van China.
  • Door betrekkingen aan te knopen met andere nietgebonden landen probeerde China haar invloed uit te breiden in Azië, Latijns-Amerika en Afrika.
  • De Culturele Revolutie was een nieuwe poging om samenleving en economie ingrijpend te hervormen. De partij werd gezuiverd en rond de persoon van Mao werd een cultus gecreëerd.
  • Rode gardisten namen het voortouw in een beweging die sterk antitraditioneel, anti-intellectueel en xenofoob was, en die de gehele samenleving ontwrichtte.
  • In de vroege jaren 1970 kwam er toenadering tot de Verenigde Staten. De Volksrepubliek kreeg een eigen vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties.
  • Na de dood van Mao in 1976 brak China met het gedachtegoed van de Culturele Revolutie. De nieuwe partijleider Deng Xiaoping zette een koerswijziging in gang onder de naam Vier Moderniseringen: modernisering van de landbouw, van wetenschap en technologie, de industrie en de defensie.
  • Deze liberalisering gold niet voor de politiek. Voorstanders van politieke hervormingen en democratisering werd het zwijgen opgelegd, zoals onder andere de studentendemonstraties op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989 lieten zien. De machtspositie van de partij bleef onaantastbaar.
  • Onder Jiang Zemin bleef de nadruk liggen op economische ontwikkeling.
  • Eind jaren 1990 vond de overdracht van Hongkong en Macao plaats, symbolisch voor de veranderde relatie met het westen.
  • In 2001 trad China toe tot de Wereldhandelsorganisatie. De Volksrepubliek was daarmee uitgegroeid tot een economische én politieke wereldmacht met een communistisch bewind dat kapitalistisch maar niet democratisch denkt en handelt.