1. Een eiwit wordt gevormd door het aflezen van mRNA in het cytoplasma van de cel bij de ribosomen
2. Tijdens de translatie worden de nucleotiden van het mRNA afgelezen om de juiste aminozuren aan elkaar te koppelen tot een eiwit
3. Elke combinatie van 3 nucleotiden die en aminozuur codeert, heet een codon
4. tRNA is verantwoordelijk voor het transport van het juiste aminozuur naar de juiste plaats op het mRNA voor de juiste koppeling van aminozuren
5. De volgorde van de nucleotiden op het mRNA bepaalt de volgorde van de aminozuren in het eiwit
6. Het mRNA wordt altijd afgelezen van 5' naar 3', beginnend met het startcodon
7. De translate eindigt bij het stopcodon, dat niet voor een aminozuur codeert maar alleen aangeeft wanneer de keten stopt