T4H1 deel1

Cards (37)

  • DNA en chromatine
    groei en ontwikkeling: toename van de cellen, interacties in het DNA
  • eiwitten spelen een rol in de opbouw en werking van DNA
  • chemische samenstelling en ruimtelijke structuur van het DNA
    Biopolymeer DNA
    1. macromolecule: nucleïnezuur
    2. monomeer: nucleotide
  • fosfaatgr
    1. steeds dezelfde
    2. negatief geladen
  • organische stikstofbase
    1. 2 purines: adenine en guanine
    2. 2 pyrimidines: cytosine en thymine
    3. AT en CG
    4. stikstof in de ringstructuur
    5. 4 soorten nucleotide -> verschil stofbase
  • DNA
    1. 2 polynucleotideketens
    2. ruimtelijke structuur die rond haar as draait
    3. complementaire structuur (adenine bindt met thymine met 2 waterstofbruggen, guanine bindt met cytosine met 3 waterstofbruggen)
    4. antiparallele structuur (2 polynucleotideketens hebben tegengestelde oriëntatie, 5' naar 3', 3' naar 5')
  • DNA is een dubbele helix
    1. buitenzijde 2 ruggengraten: afwisselend desoxyribose en fosfaatgr
    2. binnenzijde stikstofbase: houden 2 ruggengraten samen met waterstofbruggen
    3. per draaiing ongeveer 10 baseparen
  • genoom
    1. hele verzameling van DNA in de cel
    2. coderende DNA (code eiwitten)
    3. niet coderende DNA (aanmaak ribosomaal RNA)
  • histonen
    1. spoelen waarrond DNA wordt gebonden
    2. efficient oprollen van DNA
    3. 8 histonen vormen een nucleosoom
  • Leidende streng
    1. snelle streng
    2. aanmaak nieuwe keten in een keer
    3. oorspronkelijke DNA-streng van 3' naar 5'
  • Volgende streng
    1. trage streng
    2. aanmaak in stukjes (okazaki fragmenten)
    3. oorspronkelijke DNA-streng van 5' naar 3'
  • Stap3: koppelen van DNA-fragmenten
    1. DNA-ligase (okazaki fragmenten verbinden, 2 identieke DNA-helices)
  • semiconservatief
    elke DNA-molecule bevat een oorspronkelijke streng en een vernieuwde streng
  • Na de replicatie zijn er 46 stukjes verdubbeld DNA
  • nucleotide
    1. suikermolecule
    2. fosfaatgr
    3. stikstofbase
  • desoxyribose
    1. suikermolecule
    2. 5 koolstofatomen
    3. base gebonden aan 1'
    4. fosfaatgr gebonden aan 5'
    5. volgende nucleotide gebonden aan 3'
  • polynucleotideketen
    1. suikergr en fosfaatgr binden
    2. OH op C3' bindt met de fosfaatgr
    3. polycondensatiereacties
  • DNA heeft unieke erfelijke code
    1. volgorde stikstofbase
    2. afleesrichting van 5' naar 3'
  • gen
    1. code voor aanmaak van 1 eiwit
    2. volgorde stikstofbase bepaalt volgorde aminozuren
    3. per draaiing ongeveer 10 baseparen
  • chromatine
    1. netwerk van vezels
    2. DNA en eiwitten of histonen
  • heterochromatine
    1. compact opgerold DNA
    2. inactief
    3. donkerder op de elektronenmicroscoop
  • euchromatine
    1. minder compact opgerold DNA
    2. actief
    3. lichter op de elektronenmicroscoop
    4. hoe actiever de cel, hoe meer euchromatine
  • DNA-replicatie
    1. kopiëren van DNA voor celdeling
    2. DNA-helicase, DNA-polymerase, DNA-ligase
  • Stap1: opnemen van DNA-keten
    DNA-helicase (ontwinden van dubbele helix en verbreken waterstofbruggen)
  • Stap2: aanhechten van nieuwe nucleotide
    DNA-poymerase (nieuwe nucleotide koppelen op oorspronkelijke DNA-streng, complementaire koppeling blijft behouden, aanmaak nieuwe DNA-streng van 5' naar 3')
  • Replicatievork
    plaats waar DNA helix in 2 splist
  • chromosoom
    1. sterke spiralisatie van chromatine (vorming van lussen, vervolgens omgeplooid, nog een oprollen spiraliseren en condenseren)
    2. 46 chromosomen
    3. 2 identieke chromatiden of zuster chromatiden (identieke genen, hangen samen door middel van een centromeer)
    4. X-vormige chromosomen zijn delingschromosomen (deze splitsen tot 2 chromosomen)
  • diploïde en haploïde cellen
    1. lichaamscellen of somatische cellen
    2. opbouw weefsels en organen
    3. aantal chromosomen is constant voor een soort
  • diploïde cellen
    1. 2n
    2. bij de mens 46 of 23 paar
    3. lichaamscellen
  • geslactscellen of gameten
    1. eicellen en zaadcellen
  • haploïde cellen
    1. n
    2. bij de mens 23
    vorming zygote -> versmelting van 2 haploïde kernen
  • homologe chromosomen
    1. diploïde cellen
    2. 1 van mama
    3. 1 van papa
    4. erfelijke info over bepaalde kenmerken op dezelfde plek
    5. dezelfde vorm
    6. chromosomenpaar
  • autosomen
    1. lichaamschromosomen
    2. dezelfde voor man en vrouw
    3. de mens 22 paar
    4. homoloog
  • heterosomen
    1. geslachtschromosomen
    2. verschillend voor man en vrouw (X en Y chromosomen)
    3. bepaald het geslacht (man XY en vrouw XX)
  • genoom
    volledige genetische samenstelling van een organisme
  • karyogram
    1. chromosomenkaart
    2. chromosomen van de cel gerangschikt (per paar, kleinste als laatste en heterosomen op het einde)
    3. foto van cel nemen op het punt van celdeling
    4. orgeordende, chaotische verdeling van chromosomen -> computer rangschikt de chromosomen
  • chromosomen onderzoeken
    1. opsporen van afwijkingen
    2. syndroom van down