De bijtende winter wordt losgemaakt door de aangename afwisseling van de lente en de westenwind en de hijskranen trekken de droge schepen weer het water in en het vee schept geen vreugde meer met de stallen of de boer niet meer met het haardvuur en de weiden glinsteren niet meer door grijswitte rijm. Reeds voert Venus uit Cythera de reidansen aan bij het schijnsel van de maan en stampen de bevallige Gratiën hand in hand samen met de Nimfen op de grond met wisselende voet, terwijl Vulcanus brandend van ijver de zwoegende werkplaatsen van De Cyclopen bezoekt.