p.9 festival des verbes

Cards (35)

  • construire
    bouwen
  • connaître
    kennen
  • courir
    lopen
  • croire
    geloven
  • cueillir
    plukken
  • devoir
    moeten
  • conduire
    besturen
  • produire
    produceren
  • reconduire
    terugbrengen
  • reproduire
    reproduceren
  • traduire

    vertalen
  • disparaître
    verdwijnen
  • reconnaître
    herkennen
  • parcourir
    lopen
  • accueillier

    verwelkomen
  • il construit
    hij bouwt
  • il construisait
    hij bouwde
  • il construira
    hij zal bouwen
  • il a construit
    hij heeft gebouwd
  • construis
    bouw
  • construisons
    laten we bouwen
  • construisez
    bouw
  • il connaît
    hij kent
  • il connaissait
    hij kende
  • courir
    lopen
  • il connaîtra
    hij zal kennen
  • il a connu
    hij heeft gekend
  • connais
    ken
  • connaissons
    laten we kennen
  • connaissez
    ken
  • il court
    hij loopt
  • il courait

    hij liep
  • il courra
    hij zal lopen
  • il a couru
    hij heeft gelopen
  • cours
    loop