bio eff

Cards (507)

  • Kenmerken
    Al dan niet uitwendig zichtbare eigenschappen van een organisme
  • Kenmerken bij de mens
    • oogkleur
    • haarkleur
    • lichaamslengte
  • Fysiologische kenmerken
    Minder zichtbare kenmerken, zoals maximale zuurstofopnamevermogen (VO2max)
  • Performantiekenmerken
    Kenmerken zoals paslengte, maximale loopsnelheid, fecunditeit
  • Kenmerktoestanden
    De vorm of waarde die een kenmerk aanneemt
  • Kenmerktoestanden bij Gregor Mendel
    • kleur en vorm van de erwtjes
    • kleur en vorm van de peulen
    • kleur en positie van de bloemen
    • hoogte of groeivorm van de volwassen plant
  • Fenotype
    De verzameling van alle kenmerktoestanden van een organisme, 'hoe het organisme er uit ziet'
  • Genotype
    De genetische achtergrond van een organisme, die de kenmerktoestanden grotendeels bepaalt
  • Allelen
    Verschillende sequentievarianten van eenzelfde gen
  • Homozygoot
    Twee identieke kopieën van een gen
  • Heterozygoot
    Twee verschillende allelen van een gen
  • Hemizygoot
    Slechts één kopie van een gen, zoals op geslachtschromosomen bij mannen
  • Genetische variatie is belangrijk voor een populatie, omdat ze een populatie toelaat zich beter aan te passen aan haar milieu en daardoor 'succesvoller' te zijn, en omdat ze de kans verhoogt dat een populatie kan overleven onder extreme omgevingsveranderingen
  • Ontstaan van mutaties
    1. Puntmutaties: één base wordt vervangen door een andere base
    2. Mutaties ontstaan goeddeels willekeurig en frequent
  • Crossing-over bij reductiedeling
    Stukje van een paternaal chromosoom gaat vasthangen aan het homologe maternale chromosoom en omgekeerd
  • Willekeurige rangschikking van homologe chromosomen in metafasevlak
    Haploïde dochtercellen kunnen 223 mogelijke chromosomale combinaties hebben
  • Bij willekeurige paarvorming kunnen 246 genetisch verschillende zygotes ontstaan
  • Tasmaanse duivels hebben zeer geringe genetische variatie, waardoor kankercellen van verschillende individuen niet als lichaamsvreemd worden herkend
  • Algemeen wordt aangenomen dat alle huidige en uitgestorven levensvormen ontstaan zijn uit één gemeenschappelijke voorouder
  • Griekse filosofen zagen het leven op aarde vanuit de idee van een 'goddelijk ontwerp'
  • Lamarck stelde dat soorten evolueren doordat individuele organismen tijdens hun leven kenmerktoestanden verwerven omdat ze zich aanpassen aan hun omgeving, en deze kenmerktoestanden vervolgens doorgeven aan hun nakomelingen
  • Lamarck's theorie is fout, omdat de kenmerken die we doorgeven aan onze nakomelingen vastliggen in ons genoom, en de sequenties van onze genen niet veranderen als gevolg van het tijdens ons leven trainen of benadrukken van bepaalde eigenschappen
  • Epigenetica leert ons dat ons gedrag en onze leefomgeving wel een invloed op ons genoom kunnen hebben door chemische imprints op bepaalde genen
  • Charles Darwin en Alfred Russel Wallace kwamen - deels onafhankelijk van elkaar - tot de essentie van hoe evolutie werkt
  • Tijdens het leven verworven kenmerktoestanden konden (kenmerken van) soorten in een bepaalde richting evolueren. Deze theorie is evident fout, omdat de kenmerken die we doorgeven aan onze nakomelingen vastliggen in ons genoom, en de sequenties van onze genen niet veranderen als gevolg van het tijdens ons leven trainen of benadrukken van bepaalde eigenschappen
  • Epigenetica leert ons wel dat ons gedrag en onze leefomgeving een invloed op ons genoom kunnen hebben door bv. chemische imprints op bepaalde genen, waardoor die genen meer of minder tot expressie komen. Sommige van die imprints kunnen wel degelijk 'verworven worden' door bepaalde 'activiteiten' en doorgegeven worden aan volgende generaties
  • Charles Darwin (1809-1882) en Alfred Russel Wallace (1823-1913) kwamen – deels onafhankelijk van elkaar – wel tot de essentie van hoe evolutie werkt. Evolutie werkt via natuurlijke selectie in op de in een populatie aanwezige variatie in kenmerktoestanden
  • Fitness
    De mate waarin een individu erin slaagt nakomelingen te verwekken
  • Individuen in een populatie die voor een bepaald kenmerk beter scoren, zullen – indien dit kenmerk belangrijk is voor de kans op reproductie en/of overleving – meer nakomelingen kunnen produceren dan individuen die zwakker scoren voor dit kenmerk
  • Natuurlijke selectie werkt in op de in een populatie aanwezige genetische variatie en selecteert de 'fittere' varianten. Daar zit geen inherente richting achter; de richting waarin soorten evolueren wordt goeddeels bepaald door de 'omgeving'
  • Toeval kan een belangrijke rol spelen bij de evolutie van levende organismen. Toeval speelt ook een cruciale rol bij het ontstaan van de genetische variatie in een populatie, die goeddeels het gevolg is van (toevallige) mutaties
  • Giraffen hebben een lange nek omdat individuen met een wat langere nek een fitnessvoordeel hadden ten opzichte van korter genekte individuen
  • Berkenspanner (= peper-en-zoutvlinder, Biston betularia)

    • Witte morf
    • Donkere morf
  • Organismen die geen gemeenschappelijke voorouder hebben maar wel in een vergelijkbaar milieu leven (en /of vergelijkbare functies hebben), kunnen volledig onafhankelijk van elkaar soms zeer gelijkaardige kenmerken ontwikkelen
  • Homoloog
    Structuren of kenmerken die uit een gezamenlijke verwantschap voortvloeien
  • Analoog
    Gelijkaardige kenmerken/structuren die niet het gevolg zijn van een gemeenschappelijke oorsprong maar van convergente evolutie
  • Selectie creëert geen nieuwe structuren of soorten, maar doet bestaande structuren en soorten evolueren
  • Veren zijn bij de 'reptiele' voorouders van vogels wellicht ontstaan uit huidschubben omdat schubben met een 'lossere' structuur een betere thermoregulatie toelieten
  • Exaptatie
    Wanneer een kenmerk of structuur een ander doel gaat dienen dan waarvoor het oorspronkelijk ontstond
  • Deeltheorieën van Darwins evolutietheorie
    • Rol van natuurlijke selectie
    • Principe van de vermeerdering van soorten
    • Allopatrische speciatie
    • Parapatrische speciatie
    • Sympatrische speciatie