Frans

Cards (126)

  • De zwembroek
    Le short de bain
  • De trui
    Le pull
  • Het T-shirt
    Le T-shirt
  • De jurk
    La robe
  • De broek
    Le pantalon
  • De verjaardag
    L'anniversaire m
  • De vriend/vriendin
    Le copain/la copine
  • Het winkelcentrum
    Le centre commercial
  • De winkel
    Le magasin
  • De winter
    L'hiver m
  • Kopen
    Acheter
  • Passen/proberen
    essayer
  • Nemen
    Prendre
  • Lelijk
    Moche
  • Zoals/net als
    comme
  • En jij
    et toi
  • natuurlijk
    bien sûr
  • binnenkort
    bientôt
  • Laten we gaan
    on y va
  • Gaan we dit weekend naar de stad?
    On va en ville, ce weekend
  • Ja, ik wil een nieuwe spijkerbroek kopen
    Oui, je voudrais acheter un nouveau jean
  • Hoe vind je deze blauwe spijkerbroek?
    Comment tu trouves ce jean bleu?
  • Niet slecht/leuk
    Pas mal
  • Welke maat heb je?
    Tu fais quelle taille?
  • M
    Du m
  • de gympen
    les baskets v mv
  • de schoenen
    les chaussures v mv
  • de straat
    la rue
  • de geschiedenis
    l'histoire v
  • de tieners
    les ados m mv
  • de kleur
    la couleur
  • het object/voorwerp
    l'objet m
  • dragen
    porter
  • uitgeven
    dépense
  • noemen
    appeler
  • beroemd
    célébre
  • verslaafd
    accro
  • eerste
    premier/première
  • geboren
  • wit
    blanc/blance