LES 4 causaliteit

Cards (28)

  • Oorzaken
    Waardoor? → oorsprong, aanzet, bewerking
  • Redenen
    Waarom? → intentie, functie, doel
  • Bijvoorbeeld studeren aan de KU Leuven
    • Redenen: aanbod, nabijheid, ligging, reputatie, …
    • Oorzaken bewerkstelligen de handeling
  • Doeloorzaken
    • Centraal bij Aristoteles
    • Vraag: waarom?
    • Natuur ≈ artefacten ('door mensen gemaakt')
    • vieroorzakenleer: formeel, materieel bewerkstelligend, finaal
  • Mechanische oorzaken
    • Centraal bij Galilei
    • Vraag: waardoor?
    • Geen doeloorzaken in levenloze natuur
  • Taalgebruik in economische verklaringen: 'leiden tot', 'tot gevolg hebben', 'in gang zetten', …
  • inzet: invloed op sociaal/ politiek beleid
    economie als beleidsgeoriënteerden wetenschap
  • Correlatie
    Verband tussen X en Y dat proportioneel is, symmetrisch
  • Oorzakelijkheid
    Verband tussen X en Y van oorzaak en gevolg, asymmetrisch
  • Oorzakelijkheid: correlatie + tijd?
    nee, mogelijkheid derde variabele als oorzaak
  • Misvattingen: Cum hoc ergo propter hoc, Post hoc ergo propter hoc
  • Hume's voorwaarden voor oorzakelijkheid
    X veroorzaakt y:
    • X is universeel verbonden met Y = Constante conjunctie
    • X gaat vooraf aan Y = Temporele prioriteit
    • X en Y zijn spatio-temporeel aangrenzend = Contiguïteit
  • Causale claims binnen economie zijn
    • Geen echte wetmatigheden ('constante conjuncties')
    • Wel tendensen (tendencies)
  • Soorten wetmatigheden
    • Laws of coexistence
    • Laws of succession
  • Ceteris Paribus-clausule
    Andere zaken blijven gelijk
  • Kenmerken causale tendensen
    • Oorzakelijkheid -> kracht die werkt met een zekere intensiteit
    • Karakteristieke gevolgen zonder verstorende factoren -> beschrijving van een universele trend
    • Eveneens invloed bij verstorende factoren -> werkzaamheid van de trend, maar resultaat verschilt bij andere omstandigheden
  • Verklarende kracht causale tendensen?
    • Indien geen verstorende factoren: ja
    • indien verstorende factoren: twee voorwaarden 1. verstorende factoren zijn gekend 2. werking en invloed van alle factoren zijn bekend
  • Soorten mechanismen
    • Individuele causale relatie: X veroorzaakt Y
    • Mediërende variabele: X veroorzaakt Y via Z
    • Onderliggende structuur of proces: X veroorzaakt Y via (Z)
  • Kenmerken onderliggende mechanismen
    1. Geen noodzaak tot effect
    2. verschillende mogelijkheden
    3. onduidelijk onder welke voorwaarden werkzaam
  • Verklarende kracht?
    • Indien alle factoren gekend: ja
    • Bijkomende voorwaarden: Ononderbroken werkzaamheid, Verschillende mechanismen moeten in dezelfde richting werken en mogen niet tegelijk werkzaam zijn
    • Probleem: wat met tegengestelde effecten? Bv. kans op trombose - Vergroot door anticonceptiepil, Vergroot door zwangerschap
  • Waarheid
    • Betrekking op beweringen/proposities - Kwestie van inhoud (les logica)
    • Betrekking op werkelijkheid - Kwestie van realiteit (les verklaring)
  • Correspondentietheorie
    Zeggen of geloven dat iets 'waar' is = correspondentie met stand van zaken of feiten

    Intuïtieve benadering van waarheid
    Metafysisch realisme: band met ontologische werkelijkheid
  • Problemen met correspondentietheorie:
    1. de waarheidsdefinitie is te beperkt
    2. correspondentie is triviaal
    3. de theorie is obscuur
  • Coherentietheorie
    Moderne waarheidstheorie - Zeggen of geloven dat iets 'waar' is = onderdeel van coherent systeem van overtuigingen
    Minder intuïtieve benadering van waarheid → relatief
    Geen realisme: band met de werkelijkheid is niet vereist
  • Consistentie en coherentie
    • Consistent = logische notie - Beweringen zijn consistent wanneer ze samen waar kunnen zijn
    • Coherent = epistemische notie - Beweringen zijn coherent wanneer ze elkaars geloofwaardigheid ondersteunen/versterken
    Coherentie impliceert consistentie, niet omgekeerd
  • Problemen met coherentietheorie:
    1. De theorie zegt niet welke set proposities te selecteren
    2. waarheid overstijgt (soms) elk geheel aan overtuigingen
    3. coherentie veronderstelt logische wetten
  • Pragmatisme
    Hedendaagse waarheidstheorie - Zeggen of geloven dat iets 'waar' is = praktische waarde aan iets toeschrijven die niet in conflict is met eerdere ervaring
    Weinig intuïtieve benadering van waarheid → instrumenteel
    Praktisch realisme: band met vertrouwde werkelijkheid
  • Problemen met pragmatisme:
    1. waarheid hoeft niet bij te dragen tot ons geluk
    2. de theorie verwart 'betekenis' met 'aanwijzing'
    3. nuttig is een relatief concept