thema 3 hoofdstuk 1

Cards (27)

  • zenuwstelsel is een stelsel van zenuwen
  • zenuwen zijn zenuwcellen/neuronen die brengen info over met hoge snelheid
  • cellichaam: celkern en celorganellen
  • axon: heel lange uitloper
  • eindknopjes: uiteinde van axon
  • mylineschede: rond de axon
  • myline: vetachtige stof
    ->wordt aangemaakt door cell van schwan
    isolerende eigenschap
    onderbreking: knopen van ranvier
  • zenuw: bundel zenuwbundels (samengehouden door bindweefselmantel)
  • zenuwbundels: bundel van dendrieten (beschermt door bindweefselschede)
  • binnnen bindweefsel: bloedvaten
    -> voorzien alle structuren van zuurstofgas en zuurstof
  • uit de hersenen en ruggenmerg vertrekken zenuw= hersenzenuw+ruggenmergzenuw
  • hersenzenuw+ruggenmergzenuw+grensstrengen= perifere zenuwstelsel
    grensstrengen -> parellel rond wervelkolom -> verbindt organen met ruggenmerg
  • ruggenmerg+hersenen= centrale zenuwstelsel
  • grote hersenen:
    • bovenaan
    • deel met groeven
    • 2 hemisferen -> verbonden door hersenbalk
    elk hersenhelft verdeeld in 4 lobben:
    • frontale lob
    • wand lob
    • slaaplob
    • acherhoofdslob
  • kleine hersenen:
    - achteraan
    - onder grote hersenen
    - 2 hemisferen
    bescherming:
    • vooral met schedel
    • extra hersenvliezen en hersenvocht
    hersenen drijven in hersenvocht:
    --> minder last van zwaarte kracht en plotse versnellingen
  • tussenhersenen:
    -onder grote hersenen
    hypofyse, hypothalamus, thalamus
    --> maken hormonen aan
    --> zetten andere cellen aan het werk
    -> worden via bloedbaan getransporteerd
  • hersenstam= tussen tussenhersenen - ruggenmerg
    geen duidelijk begrenzing
  • ruggenmerg: buisvormige streng
    in wervelkanaal
    beschermd door ruggenwervels en 3 ruggenmergvliezen
    ruggenmergvliezen: doorzetting van hersenvliezen
  • sensorische neuronen: impulsen van receptor --> centrale zenuwstelsel
    2 lange uitloper: dendrieten verbonden met receptor
    axon loopt -> centrale zenuwstelsel
  • motorische neuronen: - impulsen van centrale zenuwstelsel -> effectoren
    • spieren/klieren zetten in werking
    • Korte dendrieten + lange axon met myline
  • schakelneuronen:
    • impulsen overbrengen binnen het centrale zenuwstelsel
    • impulsen liggen in ruggenmerg/hersenen
    • veel dendrieten, korte axon -> weinig/geen myline
  • volgens functie: animale zenuwstelsel
    -> bewuste reacties
    -> verwerking info
    -> bewuste waarnemingen
    volgens functie: autonome zenuwstelsel
    -> automatische processen (hartslag, ademen,....)
    -> automatische levensprocessen
  • informatie overdracht =geleiding van info receptor -> effector
    receptoren
    neuronen
    verwerkingscentrum/hersencentrum
    neuronen
    effector
    2 vormen van informatieoverdracht: impulsgeleiding (binnenin neuron)
    impulsoverdracht (receptor ->neuron, neuron -> neuron, neuron -> effector)
  • impulsgeleiding = verplaatsing van elektrische signaal doorheen neuron -> celmembraan is elektrisch geladen -> door aanwezigheid van ionen aan weerszijden van celmembraan
    ionen: verplaatsen via kanalen in celmembraan (elektrische signaal)
    weerszijden: ladingverschil:
    buitenkant positief
    binnenkant: negatief
  • 3 fases van impulsgeleiding
    1. rustfase = geen impuls depolarisatie
    ladingverschil: rustpotentiaal
    buitenkant: +
    binnenkant: -
    1. actiefase = impuls repolarisatie
    ladinverschil: actiepotential
    buitenkant: - -> +
    binnenkant: + -> -
    1. herstelfase = herstellen na impuls
    buitenkant: + -> - ->+
    binnenkant: - -> + -> -
  • impulsgeleiding: verplaatsing van actiepotentiaal : 1 richting: weg van het cellichaam
  • gemyeliniseerde axonen: sneller
    impulsgeleiding sprongsgewijs
    hoe dikker axon & myelineschede, hoe sneller
    100-150 meter/seconden
    ongemyeliniseerde axonen: trager
    0,5 - 10 meter/ seconden