thema 4 hoofdstuk 1

Cards (27)

  • informatieoverdracht: receptor registreert prikkel -> info via signalen -> het zenuwstelsel.
  • signalen uit specifieke lichaamsdelen -> in hersenen beoordeeld + verwerkt -> info naar effectoren (spieren/klieren) -> gepaste reactie
  • spieren -> geen bewuste controle = gladde spieren -> geregeld door het autonome zenuwstelsel
  • andere spieren bewust bewegen = dwarsgestreepte spieren -> meestal verbonden met het skelet = skeletspieren -> overbruggen gewrichten -> werking beenderen bewegen t.o.v. elkaar -> skeletspieren aangestuurd door het somatische zenuwstelsel
  • gladde spieren + skeletspieren -> aangestuurd door centrale zenuwstelsel -> zorgen voor reacties op prikkels
  • de hartspier = buitenbeentje geen signaal nodig -> controleert zelf samentrekken + ontspannen. Impuls ontstaat in hart zelf
    inspanning = verhoogt hartslag
    na inspanning = verlaagt weer
    Hartslagfrequentie niet geregeld in hart zelf -> beïnvloed door het autonome zenuwstelsel
  • door dwarsgestreepte spieren/skeletspieren -> mogelijk bewust bewegen = spieren onder onze controle
  • een spier wordt omgeven door een stevig wit vlies = spierschede -> bestaat uit bindweefsel -> houdt alle delen v/d spier samen + laat spieren over elkaar schuiven zonder beschadiging bij beweging
  • Dikste gedeelte van spier = spierbuik -> bestaat vele spierbundels omgeven door bundelschede
    spierbundel -> talrijke evenwijdige lopende spiervezels, niet zichtbaar met blote oog
  • spiervezel omgeven -> elastisch bindweefsel -> houdt spiervezels bijeen.
    bindweefsel lopen bloedvaten voor voedingsstoffen + zuurstofgas aanbrengen. Zenuwen sturen werking van spiervezels
  • verschillende soorten bindweefsel vormen buiten de spier een pees -> pezen lopen vaak over gewrichten + hechten spieren vast op botten -> pezen laten beweging tussen 2 beenderen toe.
  • skeletspieren bestaan uit spiervezels -> grote cilindrische structuren met meerdere kernen. Skeletspieren microscopische gestreept uitzicht door bouw v/d spiervezel
  • in spiervezels -> spierfibrillen/myofibrillen naast elkaar (lengterichting)
    spierfibril: myofilamenten/eiwitdraden.
    2 soorten:
    myosine (dikke)
    actine (dunne) spierfibril ingedeeld in samentrekbare eenheden/sacromeren -> regelmatige rangschikking van dikke en dunne eiwitdraden, die zorgt voor dwarsgestreept patroon
  • spieren = effectoren -> reageren op prikkels.
    Impulsen via zenuwstelsel geven info door -> behalve bij hartspier, stuurt zenuwstelsel werking van spieren aan -> sommige bewegingen gecontroleerd door vrije wil, andere niet
  • beweging van dwarsgestreepte spieren is onder invloed v/d wil -> bewuste bewegingen komen tot stand wanneer die spieren ontvangen signaal v/d hersenen via het zenuwstelsel -> dwarsgestreepte spieren aangestuurd door zenuwen die impulsen geleiden.
  • aftakking axon van motorische neuron -> stuurt spiervezel. Eindknopje -> spiervezel contact maakt = motorische eindplaat.
    door synaps -> impuls van zenuwcel -> neurotransmitter -> signaal voor dat spiervezel aanstuurt
    spiervezels onder controle van 1 motorische neuron -> samen aangestuurd, ontvangen samen impuls en trekken samen = motorische eenheid genoemd
  • zenuwstelsel -> stuurt spieren (behalve hartspier) -> zenuwimpuls bereikt spiervezels -> dunne + dikke eiwitdraden schuiven over elkaar -> einden van sarcomeren in spierfibrillen van spiervezel worden naar elkaar getrokken -> spiervezel wordt korter en dikker -> spier spant
  • skeletspieren worden aangestuurd door het zenuwstelsel -> impulsen bereiken de spier -> spierbundels trekken samen -> spier wordt korter en dikker. Uiteinden van skeletspieren verbonden met pezen die over gewrichten lopen -> samentrekken van spier zorgt voor beweging van lichaamsdelen
  • ontvangst impuls -> spieren samentrekken -> tegengestelde bewegingen aparte spieren nodig -> spieren niet uit zichzelf langer worden ->
    biceps buigt de arm ]
    triceps strekt de arm ] hebben tegengesteld beweging = antagonisten. samentrekking spier -> ontspannen antagonist langer + dunner
    opgespannen antagonist korter + dikker -> antagonisten werken rond hetzelfde gewricht
  • gladde spieren: spiercellen georganiseerd in lagen omgeven door bindweefsel -> bindweefsel komt niet samen in pezen.
    bv. in skeletspieren is er geen georganiseerde bouw zichtbaar
    Glad spierweefsel komt voor in:
    -oog
    -huid
    -wand van holle organen
    -vaten en buizen in lichaam
    vaak meerdere lagen met verschillend georiënteerde cellen
  • gladde spieren vertonen geen dwarse streping omdat dunne en dikke eiwitdraden zijn niet sterk geordend.
    Glad spierweefsel bestaat uit spoelvormige cellen met 1 centrale celkern
  • gladde spieren worden, net als skeletspieren aangestuurd door het zenuwstelsel. Ze staan niet onder invloed v/d wil. Samentrekking gladde spieren gebeurt onbewust
    Bij de motorische eenheid ontvangen gladde spieren info om inwendige organen te sturen. Bij zenuwimpuls schuiven dunne en dikke eiwitdraden in elkaar -> cellen worden korter en dikker -> spier samentrekt
  • hartspiercellen: kort + vertakt + 1 centrale celkern -> duidelijke dwarse streping door sterke geordende dunne en dikke eiwitdraden georganiseerd in spierbundels
  • hartspiercellen geen signaal nodig voor samentrekking -> signaal ontstaat in het hart zelf en wordt van cel tot cel doorgegeven (belangrijk dat ze goed met elkaar communiceren) -> stevig met elkaar verbonden -> verbinding zichtbaar als donkere lijn
  • skeletspieren snel krachtig samentrekken -> nodig voor snelle bewegingen (herstellen van evenwicht, gevaren vermijden) -> snel samentrekken -> veel energie -> skeletspieren vermoeibaar zijn
    skeletspieren helpen lichaam -> snel reageren op veranderde omstandigheden
  • gladde spieren werken tragen maar zijn nagenoeg onvermoeibaar-> geschikt voor langdurige bewegingen die niet onder controle v/d wil staan.
    gevonden in:
    -wanden van spijsverteringsstelsel
    -bloedvaten
    -ademhalingstelsel
    zorgen ervoor dat die organen continu kunnen werken, zelfs tijdens slaap -> helpt lichaam optimaal te laten functioneren
  • de werking v/d hartspier toont kenmerken = skeletspieren + gladde spieren -> onvermoeibaar, kan continu bloed in de bloedvaten pompen -> snel en krachtig samentrekken -> bij inspanning kan hartslagfrequentie stijgen -> meer bloed spieren