T5 B3 Het zenuwstelsel

Cards (30)

  • Zenuwstelsel
    een communicatienetwerk → verbindt alle delen van het lichaam met elkaar
  • centrale zenuwstelsel
    >Grote hersenen, kleine hersenen, de hersenstam en het ruggenmerg
  • Perifere zenuwstelsel

    > Zenuwen die alle delen van het lichaam verbinden met het centrale zenuwstelsel
  • Animale zenuwstelsel
    Regelt de bewuste acties en beweging van het lichaam + reflexen verlopen er via
  • Autonome zenuwstelsel

    >vegetatieve zenuwstelsel
    > onbewuste reacties/ processen
    > regelt de werking van inwendige organen → hartslagfrequentie, spijsvertering. nieren, verwijding/vernauwing van bloedvaten
  • Prikkels
    Een invloed uit het milieu op het organisme, hieruit ontstaan in zintuig cellen impulsen
  • Impulsen
    >Een soort van elektrische signalen
    >Worden verwerkt in je hersenen → worden door zenuwen naar je speekselklieren en bepaalde spieren in je arm geleid.
  • Signaalverwerking
    >Zorgt voor de mogelijkheid om prikkels uit de omgeving op te vangen en het tot stand komen van gedrag d.m.v.
    1): Zintuigcellen prikkels → impulsen
    2): impulsengeleidt naar het centrale zenuwstelsel
    3): spieren reageren ^ + klieren reageren → impulsen
  • Dendriet
    Een uitloper van een zenuwcel die impulsen ontvangt en naar het cellichaam toe leidt ( 0 tot 1m lang)
  • Axon
    Een uitloper dieimpulsen van het cellichaam leidt ( 0-1m lang)
  • myelineschede
    omrinkt de meeste axonen en bestaat uit cellen van Schwann
  • cellen van Schwann
    tussen twee opeenvolgende cellen van Schwann zit een onderbreking± een insnoering
  • ongemyeliniseerde uitloper
    dit is een uitloper zoner myelineschede
  • synapsen
    hier eindigen de vertakkingen van een axon, dit zijn de plaatsen waar de impulsoverdracht plaatsvindt
  • neurotransmitters
    hiermee versmelten de blaasjes nadat een impols aankomt in een uiteinde van een axon
  • gevoelszenuwcellen
    >Sensorische zenuwcellen
    >Geleiden impulsen van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel
    >Gevoel
  • schakelcellen
    >Geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel en kunnen de impulsen van gevoelszenuwcellen ontvangen en deze doorgeven aan bewegingszenuwcellen.
    >Deze liggen geheel binnen het centrale zenuwstelsel
  • Bewegingszenuwcellen
    >Motorische zenuwcellen
    >Geleiden impulsen vanuit het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren.
    >Bevat meerdere korte dendrieten en 1 lang axon naar een spier of klier.
  • Gevoelszenuwen
    Bevat alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen
  • Bewegingszenuw
    Bevat alleen uitlopers van het bewegingzenuwcellen
  • Gemenge zenuwen
    Bevatten uitlopers van gevoelszenuwcellen en bewegingszenuwcellen, deze komt ook het meest voor

  • De grote hersenen, de kleine hersennen, de hersenstam, het hersenvocht, de hersenschors, de grijze stof, de witte stof.
  • Grijze stof

    Bevat cellichamen van schakelcellen
  • Witte stof

    >Bevat de uitlopers van schakelcellen
    >Het is wit door de myelinescheden die om het axon heen liggen
  • De hersenstam
    >Verbindt de grote hersenen, kleine hersenen en het rugenmerg en geleidt impulsen van de g.h en k.h naar het ruggenmerg en omgekeerd.
    >Regelt het hartritme, snelheid ademhaling en bloeddruk
  • De grote hersenen
    Zorgt ervoor dat je bewust wordt in de waarnemingen die je doet en er ontstaan impulsen om spieren aan te sturen voor bewuste bewegingen
  • De kleine hersenen
    Handhaaft je evenwicht en coördineert je bewegingen
  • Centra in de hersenschors

    Je kunt hierdoor gevoelscentra en bewegingscentra onderscheiden
  • Het ruggenmerg
    >Deze ligt bij gewervelden goed beschermd in het wevelkanaal dat wordt gevormd door de gaten in de op elkaar liggende wervels.
    >In het midden van het merg bevindt zich een holte -> het centrale kanaal.
    >In het buitenste gedeelte ligt de witte stof waarin er veel uitlopers en schakelcellen bevinden
  • Het centrale kanaal
    " is gevuld met vocht en staat rechtstreeks in verbinding met het hersenvocht in de hersenholten