T5 B5 impulsgeleidingen

Cards (10)

  • Impulsgeleiding
    >Maakt communicatie mogelijk tussen zintuigcellen, zenuwcellen, tussen zenuwcellen onderling en tussen zenuwcellen en spieren en klieren samen met de afgifte van neurotransmitters.
    >Verloopt sneller in zenuwcellen waarvan een axon is omgeven door myelineschede
  • Actiefase (van een impuls)

    >Wanneer er een ionentransport plaatsvindt waardoor de elektrische lading aan beide kanten van het celmembraan verandert
    >Ongeveer 1 milliseconde
  • Herstelfase (van een impuls) 

    >Dit komt na de actiefase*, tijdens deze fase wordt de oorspronkelijke elektrische lading weer hersteld. Hierdoor kan het celmembraan (na de actiefase*) gedurende korte tijd geen impulsen geleiden.
    >Ongeveer 1 milliseconde
  • alles-of-nietsprincipe
    Alleen wanneer de prikkeldrempel wordt bereikt ontstaat er een impuls, de impulssterkte is voor alle zenuwcellen gelijk
  • Impulsfrequentie
    het aantal impulsen dat per tijdseenheid (bv per seconde) door een zenuwcel is geleid.
  • Hoge impulsfrequentie
    >Wanneer je oren hard geluide opvangen
    >Er worden dan veel impulsen per sec. door de gevoelscellen in je gehoorzenuwen geleid ->deze frequentie kan dan toenemen totdat de maximale impulsfrequentie is bereikt
  • Lage impulsfrequentie
    >Wanneer je oren zacht geluid ontvangen
    >Dan worden er weinig impulsen per sec. door je gevoelszenuwen in je gehoorzenuwen geleid.
  • Sprongsgewijze impulsgeleiding
    >De impuls springt als het ware van insnoering naar insnoering
    >Deze impulsgeleiding loopt 50x zo snel als de impulsgeleiding in een uitloper van een zenuwcel zonder myelineschede.
  • neurotransmitters
    >Deze komen vrij uit het uiteinde van een axon, de aanmaak en remming hiervan wordt hier ook bepaalt.
    >Maakt de impulsoverdracht* van een zenuwcel naar een andere zenuwcel, spiercel or kliercel mogelijk. Hierdoor ontstaat in een volgende zenuwcel ook een impuls die een spier samentrekt of ervoor zorgt dar een klier stoffen afscheidt.
  • Impulsoverdracht
    >Deze wordt beïnvloedt door stoffen als geneesmiddelen, genotsmiddelen en drugs.