Evolutietheorie BS3

Cards (16)

  • Evolutie: het leven op aarde veranderd in de loop van de tijd
  • Milieufactoren kunnen invloed hebben op de genexpressie van een organisme
  • Genexpressie: het tot uiting komen van genen in het fenotype
  • Genen die aanstaan kan je uitzetten en andersom
  • Mutaties: verandering van de genen die bijvoorbeeld kunnen ontstaan doordat er foutjes gemaakt zijn tijdens het kopiëren van chromosomen
  • Recombinatie: herverdelen van erfelijke eigenschappen doormiddel van meiose
  • Natuurlijke selectie: het organisme dat zich het best kan aanpassen aan de omgeving heeft de grootste kans om te overleven
  • Natuurlijke selectie is mogelijk doordat de organismen van een populatie een grote genetische variatie hebben, die variatie is het gevolg van mutaties en recombinatie
  • Selectiedruk: invloed van milieufactoren op de genetische variatie in een populatie
  • Fitness: voortplantingskans
  • Geleidelijke verandering komt tot stand door:
    • voortplanting
    • natuurlijke selectie
    • genetische variatie
  • Als bij nakomelingen een eigenschap van de soort vaker voorkomt, is de soort geëvolueerd
  • Als de genetische variatie in een populatie groot is, zullen er goede adaptaties (aanpassingen) plaatsvinden, sommige individuen en hun nakomelingen zouden dan bijv immuun zijn voor een bepaalde ziekte, dus hoe groter de genetische variatie, des te groter de overlevingskans
  • Creationisme: het ontstaan van leven baseren op de bijbel
  • Een populatie ontstaat uit een groep individuen die zich onderling kunnen voortplanten
  • Een nieuwe soort ontstaat door:
    • reproductieve isolati, door geografische isolatie
    • genetische variatie
    • natuurlijke selectie
    • voortplanting