Gedrag & M (kort)

Cards (232)

  • Sociaal dilemma
    Dilemma tussen individueel belang en collectief (groep mensen) belang. Wanneer teveel mensen uit eigen belang handelen dan verliest iedereen (mag niet te egoïstisch zijn)
  • Men kan nooit eigen belang en welvaart samen realiseren
  • Sociaal dilemma
    • pandemie
    • klimaatopwarming
    • recycling
    • huishoudelijke taken
  • Democratie
    Macht ligt bij het volk, voorschriften en wetten komen tot stand via vertegenwoordiging van de maatschappij
  • Burgerzin
    Openstaan voor de politiek, sociaal, economisch en culturele leven van de samenleving en daaraan deelnemen
  • Homo sapiens
    • Zelfzuchtig, intelligent, strategisch, sociaal, hulpvaardig en meevoelend
  • Homo sapiens heeft paradoxaal succes in biomassa, flexibiliteit, creativiteit maar ook neiging tot geweld, vernietiging
  • Homo sapiens heeft een grote ecologische voetafdruk
  • Verschillende benaderingen in de psychologie
    • Biologische
    • Cognitieve
    • Evolutionaire
    • Sociaal-culturele
  • Biologische benadering
    Gedrag verklaren aan de hand van genetische, neurologische en biochemische processen
  • Cognitieve benadering
    Hoe wordt informatie verzameld, opgeslagen en verwerkt?
  • Evolutionaire benadering
    Bestudeert universele bedoelingen, accepteert de assumpties uit het verleden (kan dus niet getest worden)
  • Sociaal-culturele benadering
    Gedrag is afhankelijk van de sociaal-culturele context
  • Ons gedrag is complexer omdat we een groter brein hebben, wat leidt tot flexibele informatieverwerking via het zenuwstelsel
  • Onze algemene gedragstendensen liggen vast in de hersenen (je wordt ermee geboren)
  • Elk gedrag is het gevolg van neurochemische processen binnen het brein
  • Complexe beslissingen worden genomen dankzij de plasticiteit van de hersenen, waardoor de microstructuur van het hersenweefsel zich aanpast aan wat we ervaren en leren
  • Het endocriene (hormonale) en zenuwstelsel koppelen prikkels met gedragsresponsen
  • Actiepotentiaal
    Elektrisch signaal
  • Neurotransmitters
    Chemisch signaal
  • Werking van het zenuwstelsel
    1. Informatie ontvangen (inpunt)
    2. Informatie verwerken (throughput)
    3. Informatie doorsturen (output)
  • Neuron
    Functionele cel in het zenuwstelsel die informatie ontvangt, evalueert en doorzendt
  • Neuron
    • Cellichaam (soma)
    • Dendrieten
    • Axon
    • Myelineschede
    • Eindknop/terminale knop
  • Neuronen in de hersenen vormen neurale netwerken
  • Neurotransmitters
    Chemische stoffen die instaan voor communicatie tussen twee neuronen
  • Exciterend
    Versterken neurale impuls
  • Inhiberend
    Remmen neurale impuls af
  • Neuromodulatoren
    Kunnen werking van andere neurotransmitters in beide richtingen wijzigen
  • Belangrijke neurotransmitters
    • Acetylcholine
    • Dopamine
    • Norepinephrine
    • Serotonine
    • Endorphine
    • Oxytocine
  • Drie-delige hersenen
    • Hersenstam en cerebellum (reptielenbrein)
    • Limbische systeem (zoogdierenbrein)
    • Cerebrum (mensenbrein)
  • Hersenkwabben
    • Frontale lob
    • Temporale lob
    • Pariëtale lob
    • Occipitale lob
  • Hersenplas3citeit: hersenen kunnen zich herstructureren of herstellen door nieuwe synaptische verbindingen te maken of door nieuwe neuronen
  • Nature
    Individuele verschillen in gedrag komen door erfelijke factoren
  • Nurture
    Individuele verschillen in gedrag komen door opvoeding en ervaringen
  • Heritabiliteit
    De relatieve bijdrage van genetische (vs niet-genetische) factoren in het verklaren van variatie in de populatie
  • Evocatieve gen-omgeving interactie

    Het effect van genen (via temperament) en omgeving beïnvloeden elkaar
  • Epigenetica
    Erfelijke verandering in de functie van genen zonder dat de moleculaire DNA-structuur verandert
  • Evolutie via natuurlijke selectie
    1. Individuen in een populatie verschillen in eigenschappen
    2. Deze eigenschappen hebben een erfelijke component
    3. In de omgeving heerst competitie
    4. Sommige eigenschappen bieden een omgeving-specifiek competitief voordeel
    5. Individuen met een competitief voordeel hebben meer nageslacht
    6. De genen die bijdragen tot de eigenschappen met meer voortplantingssucces nemen toe in de populatie
  • Adaptatie
    Een erfelijke eigenschap die toeneemt in een populatie en (1) door natuurlijke selectie tot stand kwam, en (2) de fitness van een individu vermeerdert
  • Fitness
    Aantal afstammelingen van een individu (dankzij de adaptieve eigenschap) per generatie in vergelijking met het aantal afstammelingen in de gehele populatie voor die generatie