Save
4de
nederlands
poezie
Save
Share
Learn
Content
Leaderboard
Learn
Created by
lauriee
Visit profile
Cards (24)
Vers
Een regel in een verhaal
View source
Strofe
Een
alinea
in een
verhaal
View source
Aantal verzen in een strofe
2
;
distichon
3
; terzine
4
;
kwatrijn
5
;
quintet
6
;
sextet
7
; septet
8
;
octaaf
View source
Refrein
Een
alinea
dat regelmatig wordt
herhaald
View source
Italiaans sonnet
Een sonnet opgesteld
met een vast rijmschema en een vast aantal verzen & strofes
View source
Volta
Het inhoudelijke verschil tussen de
laatste
en
voorlaatste
strofe
View source
Binnenrijm
Een binnenrijm ontstaat als er
rijmwoorden
zijn binnen 1
vers
View source
Eindrijm
Een eindrijm ontstaat als er
rijmwoorden
zijn aan het
einde
van een
vers
View source
Vrij
vers
Geen rijm
View source
Rijmdwang
Het rijm klinkt niet goed en is
'gedwongen'
View source
Assonantie
Klinkerrijm
(bv: rozen & bomen)
View source
Acconsonantie
Medeklinkerrijm
(bv: zand & wind)
View source
Metrum
Spondee
; lang-lang
Trochee
; lang-kort
Anapest
; kort-kort-lang
Jambe
; kort-lang
Amfibrachys
; kort-lang-kort
Dactylus
; lang-kort-kort
View source
Alliteratie
Het herhaald gebruik van
2
of meer letters aan het begin van een
woord
View source
Enjambement
Je zin loopt door en gaat door tot de volgende vers; zo leest de
lezer
door en denkt de
lezer
mee na
View source
Opsomming
Gewoon opgesomde dingen; effect: verse wordt
versneld
View source
Repetitio
Herhaling
van
woordgroepen
View source
Anafoor
Herhaling aan het begin van de vers
View source
Soorten rijmen
Slagrijm :
AAAA
Gekruist rijm :
ABAB
Gepaard rijm :
AABB
Omarmend rijm :
ABBA
View source
Personificatie
Zaken of
dieren
met menselijke
eigenschappen
View source
Synesthesie
2 zintuigen
gemengd (bv. schreeuwende kleuren)
View source
Climax/
anticlimax
Van hoog naar
laag
of
omgekeerd
View source
Antithese
Tegengestelde begrippen
worden
verbonden
View source
Metonymie
1 :
maker voor gemaakte
2 :
deel voor geheel
3 :
verpakking voor geheel
4 :
plaats van herkomst
voor
instantie
5 :
plaats voor instantie
6 :
voorwerp
voor gebruiker
7 :
grondstof voor geheel
8 :
persoon voor instantie
View source