imunitijd cursus

Cards (94)

  • Functie van het immuunsysteem
    • Verhindert dat pathogenen schade kunnen aanrichten
    • Vernietigt afwijkende lichaamseigen cellen
  • Homeostase
    • Stabiele interne omgeving van het lichaam
    • Immuunsysteem draagt bij door pathogenen en afwijkende cellen te bestrijden
  • Antigenen
    Kleine stukjes (meestal eiwitten, polysachariden of glycoproteïnen) waartegen het immuunsysteem reageert
  • Types pathogenen
    • Meercellige parasieten
    • Protozoa
    • Schimmels
    • Prokaryoten
    • Virussen
  • Bloed
    Bestaat uit plasma (vloeibaar deel) en bloedlichaampjes (rode, witte, bloedplaatjes)
  • Centrifugatie
    Snelle ronddraaien van een proefbuis met bloed, waardoor de zwaardere deeltjes naar buiten worden gedrukt
  • Plasma
    Vloeibare deel van bloed, bevat water, opgeloste stoffen en ionen
  • Rode bloedcellen
    Transporteren zuurstof en CO2
  • Witte bloedcellen
    Spelen belangrijke rol in immuunsysteem, beschermen tegen ziekteverwekkers en ruimen afwijkende cellen op
  • Hoe witte bloedcellen de bloedbaan verlaten
    1. Hechten zich aan bloedvatwand
    2. Herschikken cytoskelet om door poriën te gaan
    3. Vormen schijnvoetjes om pathogeen op te nemen (fagocytose)
  • Typen witte bloedcellen
    • Granulocyten
    • Lymfocyten
    • Monocyten
  • Bloedplaatjes
    Kleine celfragmenten, belangrijk voor bloedstolling
  • Lymfestelsel
    Bestaat uit lymfevatenstelsel en lymfeorganen, speelt essentiële rol bij afweer tegen pathogenen en opruimen van afvalstoffen
  • Vorming van lymfe
    Weefselvocht dat niet wordt opgenomen in haarvaten komt in lymfecapillairen terecht
  • Lymfevaten
    Voeren lymfe af naar bloedbaan
  • Lymfeorganen
    Filteren en zuiveren lymfe, verwijderen lichaamsvreemde antigenen
  • Lymfevatenstelsel
    1. Weefselvocht komt in grotere vaten
    2. Vaten monden uit in een ader dicht bij het hart
    3. Afvoer van achtergebleven weefselvocht
    4. Weefselvocht komt terug in de bloedbaan
    5. Bloedvolume blijft constant
  • Lymfeorganen
    • Lymfatisch weefsel is een ophoping van lymfocyten
    • Komen voor op plaatsen met veel contact met vreemde antigenen
  • Lymfeknopen
    • Bevinden zich waar veel lymfevaten samenkomen
    • Kleine, ovale organen
    • Filteren en zuiveren lymfe voordat deze het bloed bereikt
    • Verwijderen lichaamsvreemde antigenen uit lymfe
    • Kunnen lymfocyten toevoegen wanneer nodig
    • Gezwollen bij actieve infectiebestrijding
  • Milt
    • Ligt links bovenaan in de buikholte
    • Haalt oude, beschadigde en geïnfecteerde rode bloedcellen uit het bloed
  • Thymus
    • Ligt bovenaan in de borstholte, achter het borstbeen
    • Grootte varieert met leeftijd, grootste bij baby's
    • Wordt vervangen door vetweefsel vanaf puberteit
    • Zorgt voor onderscheid tussen lichaamseigen en lichaamsvreemde antigenen
    • Laat T-lymfocyten rijpen
  • Eerste afweerlinie
    Probeert beletten dat indringer het lichaam binnendringt
  • Tweede afweerlinie
    • Witte bloedcellen beperken verspreiding van indringers door fagocytose of celperforatie
    • Ontstekingen en koorts gaan vermenigvuldiging van pathogenen tegen
  • Derde afweerlinie
    Specifieke afweer, gericht op één soort pathogeen, wordt opgebouwd na contact met antigenen
  • Fagocytose
    1. Fagocyten omhullen indringer
    2. Indringer wordt afgebroken door enzymen in lysosomen
    3. Fagocyten kunnen terugkeren naar bloedbaan of sterven af
  • Celperforatie
    • NK-cellen herkennen afwijkende antigenen op celmembraan
    • NK-cellen geven perforines af die celmembraan perforeren, waardoor cel leegloopt en sterft
  • Ontsteking
    1. Beschadigde cellen stimuleren mestcellen
    2. Mestcellen geven stoffen af zoals histamine
    3. Bloedvaten worden wijder en doorlaatbaarder
    4. Meer witte bloedcellen aangevoerd
    5. Zwelling, roodheid, warmte en pijn ontstaan
  • Regeneratie
    • Vervangen of herstellen van beschadigd weefsel
    • Leidt tot littekenweefsel
    • Sneller herstel maakt het moeilijker voor pathogenen om binnen te dringen
  • Koorts
    • Verhoogde lichaamstemperatuur
    • Creëert ongunstig milieu voor ziekteverwekkers
    • Stimuleert immuunsysteem (snellere bloedsomloop, meer fagocytose, verhoogd metabolisme)
    • Kost veel energie, waardoor je moe en slaaperig bent
  • Herstel
    Snel herstel van bijvoorbeeld de huid, waardoor het voor pathogenen weer moeilijker wordt om binnen te dringen
  • Koorts
    Een normale reactie van je lichaam op infecties, waarbij de normale gemiddelde lichaamstemperatuur verhoogd wordt, waardoor een ongunstig milieu gecreëerd wordt voor ziekteverwekkers
  • Positieve effecten van koorts
    • Het hartritme stijgt en de bloedsomloop verloopt sneller, waardoor cellen van het immuunsysteem sneller bij de ziekteverwekkers geraken
    • Fagocytose wordt gestimuleerd
    • Het metabolisme in je lichaam verhoogt, waardoor je sneller stoffen kunt aanmaken die de ziekteverwekker kunnen uitschakelen
    • Koorts kost veel energie en vraagt veel van je lichaam, waardoor je vaak moe bent en veel slaapt, zodat je geen onnodige energie verbruikt
  • Koorts kan behandeld worden met koortswerende middelen, maar is niet altijd noodzakelijk
  • Wanneer de lichaamstemperatuur boven de 42°C gaat, kunnen bepaalde lichaamsfuncties uitvallen door denaturatie van enzymen
  • Specifieke afweer
    De derde linie van afweer, die zich op elke indringer op een unieke manier richt en een geheugeneffect vertoont
  • Soorten specifieke afweer
    • Cellulaire afweer door T-lymfocyten
    • Humorale afweer door B-lymfocyten
  • Cellulaire afweer
    • T-helperlymfocyten helpen bij de opstart van de immuunrespons en brengen de cellulaire en humorale afweer op gang
    • Cytotoxische T-lymfocyten
    • T-geheugenlymfocyten
  • Humorale afweer
    Komt tot stand door B-lymfocyten, die zorgen voor de vorming van antilichamen (antistoffen of immunoglobulines) die zich in het lichaam verspreiden via het bloed en een binding aangaan met een bepaald type antigeen, waardoor deze onschadelijk gemaakt wordt
  • Start van de immuunrespons
    1. Macrofaag neemt pathogeen op om het te vernietigen
    2. Macrofaag bouwt antigenen van het pathogeen in in zijn celmembraan (antigeenpresentatie)
    3. Macrofaag produceert cytokinen die T-helperlymfocyten activeren en aantrekken
    4. T-helperlymfocyten binden aan antigenen op celmembraan van macrofaag en geven cytokinen af die cellulaire en humorale afweer stimuleren
  • Cellulaire immuniteit
    1. T-helperlymfocyt vermenigvuldigt zich, waarbij een deel nieuwe T-helperlymfocyten worden en een ander deel T-geheugenlymfocyten
    2. T-helperlymfocyten activeren cytotoxische T-lymfocyten door cytokinen
    3. Cytotoxische T-lymfocyten doden geïnfecteerde cellen of tumorcellen door celperforatie
    4. Cytotoxische T-lymfocyten vormen T-geheugenlymfocyten