Geschiedenis so p4

Subdecks (1)

Cards (52)

  • Steden
    • Rijker door havens en fabrieken
  • Fabrieken
    Gebouwen waar met machines producten worden gemaakt
  • Vervoer van grondstoffen
    Kanalen en spoorwegen aangelegd
  • Stoomschepen werden ook voor passagiersvervoer gebruikt
  • Moderne tijd
    Periode vanaf 1800 waarin het leven van Europeanen meer veranderde dan eerder
  • Industriële revolutie
    Werk in de industrie ging van handarbeid naar machinewerk
  • Stoommachine
    Gebruikte steenkool als energiebron, uitgevonden door Thomas Newcomen
  • James Watt
    Ontwikkelde later betere stoommachines
  • Energiebronnen die werden gebruikt voor machines voor voor de stoommachine
    • Watermolens
    • Molens aangedreven door wind en spierkracht
  • Meer stoommachines en versnelde industrialisatie in de Britse industrie
    Meer ijzer- en machinefabrieken nodig
  • In 1850 werd Groot-Brittannië de werkplaats van de wereld genoemd
  • Veranderingen in de Britse industrie vanaf 1870
    • Naast steenkool ook aardolie als brandstof
    • Staal in plaats van ijzer
    • Nieuwe industrieën: chemische industrie en voedingsmiddelenindustrie
  • In de VS werd onder leiding van Thomas Edison de gloeilamp ontwikkeld
  • Schietspoel
    Bedacht voor het weven door John Kay in 1733
  • Spinning Jenny
    Spinmolen bedacht door James Hargraeves 1740-1778
  • De industriële revolutie had vele gevolgen voor verschillende sectoren
  • Na het ontstaan van de industriële samenleving leefde de helft van de mensen in de stad en de bevolking steeg
  • De meeste ondernemers kwamen uit de bourgeoisie, een groep rijke burgers
  • Industrieel kapitalisme zorgde voor een onpersoonlijke relatie tussen de werknemers en werkgevers
  • Voorwaarden industrialisatie
    • Arbeiders (uit de landbouw)
    • Kapitaal (uit de handel en landbouw)
    • Grondstoffen (uit kolonies en eigen land)
    • Afzetmarkten (kolonies, eigen land, Europa)
    • Technische kennis (James Watt stoommachine 1736-1819)
    • Vervoerscapaciteit (handelsvloot)
    • Politieke vrijheid (liberaal politiek klimaat)
    • Ondernemerslust (nieuw type burger)
  • Politiek is liberaal (economische vrijheid)
  • 1800-1900
    Tijd van burgers en stoommachines
  • Nadat napoleon in 1815 was verslagen was er bij een congres in Wenen besloten voor een buffer rondom Frankrijk
  • Bijna heel Europa weer een constitutionele monarchie met parlement en grondwet (koning wel veel macht)
  • België hoorde weer bij koninkrijk der Nederlanden
  • Willem I besloot alles zonder overleg
  • België kwam in 1830 in opstand en werd onafhankelijk
  • Veel Belgen waren liberaal en wouden meer politieke vrijheid
  • België kreeg in 1831 een liberale grondwet
  • Willem II gaf in 1848 Thorbecke de opdracht om een grondwet te schrijven voor Nederland om een revolutie te voorkomen
  • Grondwet 1848
    1. Burgerlijke vrijheden waren vastgelegd
    2. Nederland kreeg een parlementair stelsel: wetten moeten worden goedgekeurd
    3. Koning wordt onschendbaar: staatshoofd maar geen regeringsleider meer (=taak minister president)
    4. Kabinet bestaat uit ministers en is verantwoordelijk voor wat de koning openbaar doet
  • Willem III wou meer macht maar Nederland is juist democratischer geworden
  • Volgens liberalen alleen census kiesrecht (=alleen mannen met geld en opleiding mogen stemmen)
  • In 1917 mogen alle mannen stemmen en in 1919 vrouwen ook (= parlementaire democratie)