Save
Geschiedenis so p4
begrippen
Save
Share
Learn
Content
Leaderboard
Learn
Created by
carlijn bootsma
Visit profile
Cards (18)
bourgeoisie =
groep
van
rijke
burgers
industrialisatie =
uitbereiding
van
de
industrie
industrieel kapitalisme =
kapitalisme
waarin
ondernemers
in
de
industrie
de
leiding
hebben
industriële revolutie =
ingrijpende
verandering
in
de
productiemethoden
waarbij
handarbeid
wordt
vervangen
door
machines
industriële samenleving =
samenleving
waarin
meer
dan
de
helft
van
de
bevolking
in
de
steden
woont
en
de
meesten
mensen
werken
in
de
industrie
en
diensten
moderne tijd =
5e
periode
1800-heden
sector =
deel
van
de
economie
zoals
de
landbouwsector
industriesector
en
dienstensector
tijd van de burgers en stoommachines =
8e tijdvak 1800-1900
eerste kamer =
deel van de staten-generaal
kabinet (=ministerraad) =
gezamenlijke
ministers
liberaal =
iemand
die
in
de
politiek
streeft
naar
meer
vrijheid
minister-president =
eerste
minister
premier regeringsleider
parlementaire democratie =
bestuurssysteem
waarin
de
regering
afhankelijk
is
van
het
parlement
dat
met
algemeen
kiesrecht
is
gekozen
parlementair stelsel =
bestuurssysteem
waarin
het
parlement
de
hoogste
macht
heeft
provinciale staten =
volksvertegenwoordiging
in
de
provincie
regeringsleider =
aanvoerder
van
de
regering
staatshoofd =
persoon
met
het
hoogste
gezag
in
de
staat
tweede kamer = deel van de
staten-generaal
waarvan de leden door
burgers
zijn gekozen