Engels unit 4 woordenschat

Cards (100)

  • to flee your country
    je land ontvluchten
  • to leave behind
    achterlaten
  • survival
    het overleven
  • a refugee
    een vluchteling
  • to turn into rubble
    veranderen in puin
  • to face a threat
    geconfronteerd worden met dreiging
  • to beg
    smeken
  • to chase
    achtervolgen
  • to rape
    verkrachten
  • to lose your pride

    je trots verliezen
  • to swallow an insult
    een belediging slikken
  • to strip-search
    naakt fouilleren
  • to be hungry
    honger hebben
  • political instability
    politieke instabiliteit
  • security
    veiligheid
  • persecution
    vervolging
  • fertile
    vruchtbaar
  • fertile land
    vruchtbaar land
  • crop failure
    misoogst
  • food supply
    voedselvoorraad
  • famine
    hongersnood
  • climate change
    klimaatverandering
  • an earthquake

    een aardbeving
  • a hurricane
    een orkaan
  • a hazard
    een gevaar
  • a flood
    een overstroming
  • government
    overheid
  • public services

    publieke openbare diensten
  • public transportation
    openbaar vervoer
  • health care
    gezondheidszorg
  • education

    onderwijs
  • affordable
    betaalbaar
  • job opportunities
    werkgelegenheid, vacatures
  • prosperity
    welvaart
  • quality of life
    levenskwaliteit
  • poverty
    armoede
  • wealth
    rijkdom
  • a religion
    een godsdienst
  • current
    huidige
  • crime rates
    misdaadcijfers