2.2

• Gletsjer


  Rivier van ijs die langzaam van de hellingen naar beneden glijdt
• In de Alpen liggen een paar honderd gletsjers
• Ontstaan van gletsjers


  1. Duizenden jaren geleden waren de Alpen bedekt met enorme gletsjers

  2. Sneeuw verandert in de loop der jaren in firn: korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw

  3. Op lagergelegen plaatsen hoog in de bergen hoopt de firn zich op en vormt een firnbekken: het begin van een gletsjer
• Gletsjers


  • Breken het landschap af
  • Bouwen het ook op
• Grote meren in de Alpenlanden

  • Lago di Garda
  • Lago Maggiore
  • Lago di Como
• Grote meren in de Alpenlanden zijn door gletsjers uitgeslepen
• Na het einde van de ijstijd zijn de meren volgelopen met smeltwater
• Gletsjers

  • Zijn aan de oppervlakte grauw door veel stof en puin van gesteenten
  • Puin komt op en in het ijs terecht en wordt meegevoerd
  • Het meeste puin ligt aan de randen van de gletsjer als zijmorenen
  • Er zijn ook eindmorenen: gletsjerpuin ligt onder het ijs
• Einde van een gletsjer

  1. Gletsjer schuift door het dal naar beneden

  2. Erosie door het met puin beladen ijs schuurt het dal uit

  3. V-dalen veranderen in U-dalen

  4. Laag in het dal is het warmer en gaat de gletsjer smelten

  5. Onder in de gletsjer ontstaat een gletsjertunnel waar het smeltwater zich een weg naar buiten baant
• Vanaf tienduizend jaar geleden is de gemiddelde temperatuur op aarde gaan stijgen, waardoor veel gletsjers zijn afgesmolten
• De overgebleven gletsjers in de Alpen zijn overblijfselen uit de ijstijd en bedekken nog maar een klein deel van het gebergte