geheel van opvattingen over de inrichting van de samenleving
kapitalisme
maatschappelijk stelsel waarbij de productiemiddelen eigendom zijn van de particulieren of vennootschappen (en dus niet van de staat), die betaalde werknemers in dienst hebben
personalisme
visie die ervan uitgaat dat de waardigheid van de mens het hoogste goed is
soevereiniteit
opperste staatgezag
staathervorming
proces van opeenvolgende grondwetswijzigingen, die de structuur van het land hebben veranderd
subsidiariteit
principe dat beslissingen moeten worden genomen op het niveau dat er toe het meeste geschikt is
verzuiling
opdeling van de maatschappij in ideologische, (partij)politieke of sociale groepen