Deel 8

Cards (35)

  • Similarity attraction-hypothese  : we gaan opzoek naar een partner die op veel vlakken gelijkend met onszelf
  • Convergentie = men gaat meer op elkaar lijken in een lange relatie (helpt ook met tevredenheid
  • hoe meer de relatie met de therapeut lijk op de relatie van de client met hun vrienden, hoe beter de match.
  • Hechtingsstijl = relatief stabiel patroon van om gaan met liefde en emotionele intimiteit
  • Geïdentificeerde motivatie : ik doe iets omdat ik weet dat het belangrijk is
  • Geïntegreerde motivatie : je doet het omdat je het een stuk belangrijk vind voor jezelf, maar ook voor algemeen belang (bv bij een goed doel werken)
  • Externe motivatie : vermijden van sancties of het streven naar een beloning belangrijkere drijfveren dan nieuwsgierigheid of interesse
  • Geïntrojecteerde motivatie : motivatie vanuit schaamte of een schuldgevoel.
  • Doeloriëntatie approach mastery : ik wil een taak beter doen dan de vorige keer
  • Doeloriëntatie approach performance : ik wil een taak beter doen dan de anderen.
  • Doeloriëntatie avoidance mastery : ik wil een taak niet slechter doen dan de vorige keer
  • Doeloriëntatie avoidance performance : ik wil een taak niet slechter dien dan de anderen
  • Psychosomatische hypothese : mensen met meer neuroticisme, zijn meer gevoelig voor bepaalde klachten (bv pijn, stress,…)
  • Symptoomperceptiehypothese : mensen die hoger scoren op neuroticisme, hebben sneller het gevoel van bepaalde symptomen, waardoor er ook meer symptomen worden gerapporteerd
  • Hoe ontstaat een verslaving?? 3 aspecten :
    1.       Menspsycho (alle risicofactoren)
    2.      Middelbio (welk middel bv : coke, jonko, etc.)
    3.      Milieusociaal (hoe ben je opgegroeid)
  • Externe locus of controle: geen controle over leven -> aangeleerde hulpeloosheid
  • Interne locus of control: controle over leven : ik heb het gevoel van controle over x
  • Neuroticisme = externe locus of control = emotiegerichte copingstrategie
  • Extraversie & zorgvuldigheid = interne locus of control = probleemgerichte copingstrategie 
  • 3 methodes om persoonlijkheid te testen :
    1. Cartografie (aan de hand van handschrift)
    2. Frenologie (aan de hand van je schedel)
    3. Astrologie (eigenschappen linken aan je sterrenbeeld)
  • Expressieve methoden : vragen om iets te creëren zoals een tekening of iets met klei
  • Afmaakmethoden : een stuk van een zin geven en die laten afmaken
  • Constructiemethoden : vragen om een verhaal te maken van bv een prent
  • Projectieve tests
    • Associatiemethoden
    • Constructiemethoden
    • Afmaakmethoden
    • Keuze- of ordeningsmethoden
    • Expressieve methoden
  • Expressieve methoden
    • Iets laten tekenen
    • Beperkte kwaliteit!
    • Complexe scoring
    • Nadeel : moeilijk om te scoren
    • Voordeel : meer ongestructureerd. Je kan niet voorspellen wat goede en slechte antwoorden zijn
  • Keuze- of ordeningsmethoden
    • Dingen rangschikken naar eigen methode
    • Bv. Szondi-test
    • Meest sympathieke / meest anitpathieke persoon kiezen
    • Lüscher kleurentest
    • Gezichten ranken van meest sympathiek naar minst
  • Afmaakmethoden 
    • Bv. Zin Aanvul Test (ZAT) (onafgemaakte zin afmaken)
    • Incomplete taak finaliseren
  • Constructiemethoden 
    •        Bv. Thematic Apperception Test (TAT)
    •        Bv. Duplo-methodiek 
    •        Construeren op basis van wat aangeboden wordt
    •        Verhaal vertellen op basis van tekening/foto
    •        Persoon vertelt zo iets over zichzelf
    •        Een prent tezien krijgen, of bepaald material
    •        En daar moet je een verhaal rond make
  • Associatiemethoden 
    • Bv. Rorschach test
    • 10 plaatjes met inktvlekken 
    • “Wat zou dit kunnen zijn?”
    • Bv. 'vlinder' - 'vleermuis’ - 'overleden oma'
    • vrij betrouwbaar en valide
  • De Minnesota Multiphasic Personality Inventory 2 (MMPI-2)
    • Meest gebruikte persoonlijkheidstest in GZ
    • Ondertussen 3 versies
    • Meting persoonlijkheid/psychopathologie
    • Veel info over klachtenpatronen en persoonlijkheidspatronen
    • 567 items
  • De NEO-PI-R
    • Door Costa & McCrae (1992a) om Big Five te kunnen meten
    • 240 items over vijf dimensies
    • Likertschaal 
    • Vijf schalen met elk zes facetten
  • De NEO-FFI-3
    • Verkorte versie NEO-PI-3
    • 60 items
    • Geen subschalen
    • Geen informatie over individuele facetten
  • De NEO-FFI-3
    • Verkorte versie NEO-PI-3
    • 60 items
    • Geen subschalen
    • Geen informatie over individuele facetten
  • De Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst (NPV)
    • Verschillende praktijkgebieden
    • Op basis van empirisch onderzoek, niet op basis van een persoonlijkheidsmodel
    • Raakvlakken Big-Five
    • Wordt gebruikt binnen GZ, selectie, beroepskeuze
    • Kinderversie ontwikkeld 
    • COTAN: voldoende
  • HEXACO-model (de Vries, Ashton & Lee, 2009)
    •        Honesty-Humility (Integriteit)
    •        Emotionality (Emotionaliteit)
    •        eXtraversion (Extraversie)
    •        Agreeableness (Verdraagzaamheid)
    •        Conscientiousness (Consciëntieusheid)
    •        Openness to Experience (Openheid voor Ervaringen)