Par 5.2

Cards (25)

  • Functies stengel
    • Transport van stoffen
    • Stevigheid
    • Bescherming
    • Voedingsstoffen maken
    • Opslag van reservestoffen
  • Transport van stoffen
    Gebeurt via de houtvaten en zeefvaten
  • Stevigheid
    De stengel houdt de plant overeind
  • Bescherming
    • De stengel is soms hard, zodat de stengel niet beschadigt of opgegeten kan worden, en een harde stengel beschermt tegen uitdroging
    • Soms zitten er stekels of brandharen op de stengel, zodat dieren het niet opeten
  • Voedingsstoffen maken geldt alleen voor de groene stengels
  • Soms maakt de stengel ook een knol aan voor opslag van reservestoffen
  • Bouw van de stengel
    • Schorsweefsel
    • Houtvaten
    • Zeefvaten
    • Deelweefsel
    • Mergweefsel
  • Vaatbundels
    Houtvaten en zeefvaten
  • Hout- en kruidachtige stengels
    • Kruidachtige planten
    • Houtachtige planten
  • Kruidachtige planten
    Zijn stevig door waterdruk. Hebben meestal groene stengels. Vertakkingen heten zijstengels
  • Houtachtige planten
    Zijn stevig door houtstof. Hebben meestal een bruine stengel. De stengel noem je stam. Vertakkingen heten zijtakken of takken
  • Delen van de stengel
    • Knoop
    • Stengellid
    • Bladoksel
    • Okselknop
    • Eindknop
    • Bladlitteken
  • Knoop
    Plaats waar blad aan stengel zit
  • Stengellid
    Stukje stengel tussen twee knopen
  • Bladoksel
    Kleinste hoek tussen blad en stengel
  • Okselknop
    Kan uitgroeien tot zijstengel of zijtak met bladeren of bloemen
  • Eindknop
    Kan een nieuw stengeldeel uitgroeien
  • Bladlitteken
    Plaats waar bladsteel vast zat aan de stengel
  • Groei van de stam
    • Lentehout
    • Zomerhout
  • Lentehout
    Jaargetijden waar het deelweefsel de meeste nieuwe cellen aanmaakt en de stam het snelst groeit. Dit hout is lichter van kleur
  • Zomerhout
    Jaargetijden waarin de stam langzamer groeit. Dit hout is donkerder van kleur
  • Lentehout en zomerhout samen vormen een jaarring: Door die te tellen weet je hoe oud de boom is
  • Het transport van glucose in de stam gebeurt in een dunne laag van zeefvaten die onder het schorsweefsel groeit
  • Het transport van water en mineralen in de stam gebeurt in de jongste lagen van de stam. De oudste lagen dienen alleen voor stevigheid
  • Er ligt ook nog een laag deelweefsel tussen de zeefvaten en de jongste houtvaten. Dat zorgt ervoor dat de boom dikker word