Maw tw3

Subdecks (1)

Cards (148)

  • referentiekader
    Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt
  • identiteit
    Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over groep(en) waar hij wel of juist niet deel uit van maakt.
  • soorten indentiteit
    - persoonlijke identiteit: het beeld dat iemand van zichzelf heeft
    - sociale identiteit: het deel van de identiteit dat past bij de groepen waar iemand bij hoort
    - collectieve identiteit: het beeld dat mensen hebben van een groep of verwachtingen die mensen hebben bij een bepaalde identiteit
  • socialisatie
    Het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.
  • processen socialisatie
    - proces van overdracht: mensen brengen de cultuur van een groep of samenleving over aan 'nieuwkomers'. De mensen die een cultuur overdragen noemen we socialisatoren.
    - proces van verwerving: mensen maken de cultuur van een groep of samenleving eigen. De waarden en normen nemen mensen over en internaliseren dit.
  • soorten socialisatie
    - Politieke socialisatie: elk land heeft een politieke cultuur met specifieke regels en tradities.
    - Enculturatie: leert iemand de cultuur aan waarin hij geboren wordt
    - Acculturatie: leert iemand een cultuur aan die nieuw is voor hem of haar
  • tegendraads gedrag
    bijzonder gedrag tegen verwachtingen in
  • kans
    de waarschijnlijkheid dat een bepaalde gebeurtenis zal optreden
  • variabelen
    kenmerken of eigenschappen die kunnen variëren en de uitkomst van het onderzoek beïnvloeden
  • soorten bindingen
    - Affectieve bindingen: emotionele bindingen (vrienden en familie)
    - Cognitieve bindingen: bindingen op het gebied van kennis (ouders en leraren)
    - Economische bindingen: bindingen die te maken hebben met werk en goederen die ze nodig hebben voor bestaan (bouwvakkers en energiemaatschappijen)
    - Politieke bindingen: bindingen die te maken hebben met zaken die geregeld moeten worden op het gebied van zorg, onderwijs, verkeer en veiligheid (de overheid)
  • groepsvorming
    bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen, doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen
  • soorten groepen
    - Informele groep: mensen kennen elkaar en voelen zich emotioneel met elkaar verbonden.
    geen officiële afspraken vastgelegd.
    - Formele groep: mensen kennen elkaar, maar hebben geen emotionele band met elkaar.
    Officiële afspraken vastgelegd op papier of regels die makkelijk te herkennen zijn.
  • sociale controle
    mensen anderen ertoe brengen zich aan de normen van een groep te houden
  • stereotypen
    vaststaande gegeneraliseerde beelden en ideeën over een groep mensen
  • vooroordelen
    vooringenomen meningen over een groep mensen
  • Wat houd de samenleving bijeen?
    - gedeelde normen en waarden
    - wederzijdse afhankelijkheid
    - Dwang
  • sociale cohesie
    Het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn, en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen.
  • indicatoren
    verschijnselen die ergens op wijzen (bijv 'katholiek' als indicator voor religie van iemand)
  • sociale categorie
    groepen die bepaalde kenmerken delen, maar niet allemaal gemeenschappelijke waarden en normen met elkaar hebben (bijv iedereen tussen 15 en 25, of 'bejaarden')
  • correlatie
    verband waarbij dingen elkaar direct beïnvloeden. (Als A verandert, dan blijkt B te stijgen/dalen)
  • causaliteit of causale relatie
    verband tussen oorzaak en gevolg (Doordat A verandert, stijgt of daalt B altijd)
  • multicausaal
    veroorzaakt door meer factoren
  • socialisatie
    het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert
  • waarden
    idealen die mensen belangrijk vinden om na te streven zoals vrijheid, gelijkheid, respect
  • Wat zijn cultuurelementen?
    de belangrijkste kenmerken van een cultuur. Kan in iemand hoofd zitten (zoals waarden en opvattingen), aan de buitenkant te zien zijn (zoals uitdrukkingsvormen kruis, molens) in in gedrag te zien zijn (normen, gedragsregels)
  • waarom noemen we een cultuur relatief?
    Omdat het tijd- en plaatsgebonden is en dus niet vaststaat.
  • dominante cultuur
    het geheel van waarden, normen en kenmerken dat door de meeste mensen binnen een samenleving wordt geaccepteerd
  • tegencultuur
    groepen die zich verzetten tegen (delen van) de dominante cultuur of daar zelfs een bedreiging voor vormen. Ze accepteren de dominante waarden niet.
  • nature-nurture debat

    De vraag of eigenschappen van mensen meer worden bepaald door aangeboren (nature) of aangeleerde (nurture) elementen
  • Dimensies van Hofstede
    Vijf dimensies waarop je culturen van elkaar kunt onderscheiden:

    - Collectivisme/Individualisme
    - Machtsafstand (groot-klein)
    - Onzekerheidsvermijding (hoog-laag)
    - Korte termijngerichtheid/Langetermijngerichtheid
    - Masculiniteit/femininiteit
  • Waar gaat de dimensie van Hofstede: Machtsafstand over?
    de mate waarin de minder machtige mensen van een land verwachten dat en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is. Welke betekenis geven de mensen aan de verdeling van macht.
  • Waar gaat de dimensie: individualistisch versus collectivistisch over?

    Hoe culturen om gaan met vrijheid voor een individu t.o.v. van een groep. Gaan de belangen van de grote groep vóór die van een enkeling?
  • waar gaat de dimensie masculien versus feminien over?
    Hoe culturen omgaan met sekse en verschillende rollen van mannen en vrouwen. Gedrag dat passen is voor mannen of juist voor vrouwen en hoe ver liggen die uit elkaar?
  • waar gaat de dimensie onzekerheidsvermijding over?
    Hoe culturen omgaan met onzekere of onbekende situaties. In welke mate voelen mensen zich bedreigd en ervaren ze stress en ontstaat er conflict bij onbekende situaties? Zij hebben dan behoefte aan duidelijke regels en voorspelbaarheid. Of hebben mensen juist vertrouwen in de overheid, zijn mondig en staan open voor verandering?
  • Waar gaat de dimensie termijngerichtheid over?

    Hoe culturen omgaan met het verleden, heden en toekomst. Zijn mensen gericht op de lange of de korte termijn en welke keuzes maken ze daarin? Sparen ze, of genieten ze nu? Leren ze van anderen of houden ze vast aan eigen verleden?
  • microniveau
    Het niveau van de individuele actoren en hun sociale relaties, binnen het gezin of een vriendengroep. Ontwikkelen van eigen identiteit.
  • Mesoniveau
    Op dit niveau bevinden zich sociale groepen, zoals een buurt, organisaties, stad, religiegroep. Hoe gedragen mensen zich in een groep en ten opzichte van andere groepen.
  • macroniveau
    Het niveau van een land: alle bedrijven, alle werknemers, alle werklozen, enzovoort. Hoe verandert een land door de jaren heen of tov andere landen
  • criminaliteit
    alle gedrag dat door de overheid als strafbaar is gesteld.
  • welke criminologische theorieën zijn er?
    - gelegenheidstheorie
    - etiketteringstheorie
    - bindingstheorie
    - structurele-deviantietheorie