bio

Cards (57)

  • Basisstof 1
    Genotype en fenotype
  • Je lichaam is gebouwd uit cellen, alle cellen hebben een celkern met daarin de informatie voor je erfelijke eigenschappen. Die informatie heb je gekregen van je ouders.
  • Erfelijke informatie
    De cellen waaruit je lichaam is opgebouwd, heten lichaamscellen. elke celkern van elke lichaamscel bevat 46 chromosomen. Chromosomen zijn lange, dunne draden in de celkern. Ze bestaan uit de stof DNA. Deze stof is gebouwd als een soort wenteltrap zie afbeelding1. In het dna is de informatie opgeslagen voor je erfelijke eigenschappen.
  • Celdeling
    Al je lichaamscellen zijn ontstaan uit een enkele bevruchte eicel, door celdeling ontstaan nieuwe cellen uit de bevruchte eicel (zie afbeelding 2) bij elke celdeling worden eerste de chromosomen gekopieerd. Daarna deelt de cel zich elke dochtercel krijgt een complete set chromosomen. Daardoor bevat elke celkern van elke lichaamscel dezelfde informatie.
  • Genotype
    De genen in 1 celkern bevatten samen alle informatie voor je erfelijke eigenschappen. Deze verzameling (alle informatie op alle genen) noem je het genotype. Het genotype van een organisme is de informatie voor de erfelijke eigenschappen van dat organisme. Het genotype bestaat op het moment van bevruchting.
  • Actief of niet actief
    Een cel gebruikt alleen genen die hij nodig heeft. De andere genen in de cel zijn niet actief. Welke genen actief zijn, hangt af van de plaats in het lichaam waar de cel zich bevindt zie afbeelding 4
  • Een gen kan een beetje tot erg actief zijn( hard of zacht staan).
  • Fenotype
    Alle eigenschappen van een organisme noem je fenotype. Zichtbare eigenschappen (oogkleur) en onzichtbare eigenschappen (bloeddruk, organenopbouw). Fenotype wordt bepaald door: genotype, leefstijl en omgeving.
  • Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen de informatie licht in slechts 46 chromosomen van elk chromosoom heb je er 2.
  • Een cel van een mens bevat 46 chromosomen deze komen voor in paren. Je hebt dus 23 paren chromosomen in een celkern dit geld voor alle lichaamscellen.
  • Geslachtschromosomen
    Bij een vrouw gelijk xx. En bij een man zijn deze verschillend xy. Als dit niet het geval is heet het intersekse.
  • DNA
    De plaats waarin informatie is opgeslagen in de chromosom.
  • Geslachtelijke voortplanting
    Versmelten de kernen van 2 geslachtcellen (eicel en zaadcel) in de bevruchte eicel (46 chromosomen)
  • Geslachtcellen
    Komen chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig (1x 23 in plaats van 2x 23)
  • De informatie op de 2 chromosomen van een paar kan verschillend zijn daardoor ontstaan bij de nakomelingen verschillende genotypen ook door mutatie kunnen nieuwe genotypen ontstaan.
  • Celdeling
    Bij een gewone celdeling worden alle chromosomen verdubbeld/ gekopieerd en daarna verdeeld over de dochtercellen elke dochtercel krijgt zo precies dezelfde chromosomen paren als de moedercel
  • Meiose
    In geslachtcellen komen de chromosomen in enkelvoudig voor dat komt doordat geslacht cellen ontstaan door een speciale celdeling de meiose bij meiose krijgt iedere dochtercel (geslachtscel) 1 chromosoom van elk paar
  • Welk genotype de geslachtcellen hebben is afhankelijk van het toeval er zijn veel verschillende mogelijkheden hierdoor heeft de nakomeling een ander genotype dan de ouders en verschillende nakomelingen van dezelfde ouders hebben onderling verschillende genotypen behalve 1 eeneiige tweelig
  • Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in genotype hierdoor verschild ook het fenotype van broers en zussen
  • Mutatie
    Een plotselinge verandering van het genotype, een chromosoom kan beschadigd raken daardoor kan de informatie voor een erfelijke eigenschap veranderen
  • Mutaties kunnen in elke cel plaatsvinden meestal heeft een mutatie geen gevolgen als in een cel van je lichaam een mutatie optreed blijven de andere cellen van je lichaam onveranderd je merkt dan niet eens dat je een cel met een mutatie bezit maar een mutatie in een geslachtscel kan wel een grote uitwerking hebben. Waanneer deze geslachtscel versmelt met een andere geslachtscel komt de mutatie terecht in de beruchte eicel.
  • Mutant
    Een organisme waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype, een voorbeeld van een mutant is een albino bij een albino is het lichaam niet in staat melanine/ pigment te vormen dat is de kleurstof voor haren ogen en huid daardoor lijken de ogen rood en is het organisme bleek.
  • Mutaties in genen van het maken van melanine zijn goed waarneembaar in het fenotype de meeste mutaties zijn dat niet het DNA kan beschadigd raken onder invloed van straling bijvoorbeeld radio actieve straling, UV straling en röntgenstraling ook chemische stoffen kunnen een mutatie veroorzaken bijvoorbeeld asbest of stoffen in sigarettenrook dit woorden mutagene invloeden genoemd
  • Kanker
    De snelheid waarmee celdelingen in het lichaam plaatsvinden word geregeld door het DNA soms gaan cellen ongeremd delen door mutaties in genen er ontstaat dan een gezwel of tumor. Tumoren zijn goed aardig of kwaadaardig tumor word kanker genoemd cellen van een tumor kunnen terecht komen in het bloed of in de lymfe ze kunnen zich gaan delen waardoor overal IN HET lichaam tumoren bestaan dit heet uitzaaiing
  • Evolutie
    De ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan veranderen en of verdwijnen
  • De evolutietheorie is vooral ontwikkeld door Charles Darwin, een engelse onderzoeker uit de negentiende eeuw hij gaat uit van: een periode van miljoenen jaren
  • Concepten in de evolutietheorie
    • Variatie in genotype
    • Natuurlijke selectie
    • Het ontstaan van nieuwe soorten
  • Natuurlijke selectie
    Het proces waarbij organismen die beter aangepast zijn aan hun omgeving een grotere kans hebben om te overleven en zich voort te planten
  • Door natuurlijke selectie kunnen soorten zich aanpassen aan hun omgeving, wat uiteindelijk leidt tot evolutie over vele generaties.
  • Een dier kan goed of minder goed zijn aangepast aan het milieu. Dit wordt vooral bepaald door het genotype. Een dier dat goed aan zijn milieu is aangepast, heeft een grote overlevingskans. Van dit dier zullen waarschijnlijk veel nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten. De eigenschappen die gunstig zijn om te overleven, worden doorgegeven aan de nakomelingen.
  • Een dier dat slecht aan het milieu is aangepast, krijgt waarschijnlijk weinig of geen nakomelingen. Het ongunstige genotype wordt zo vrijwel niet doorgegeven aan de nakomelingen. Dit geldt niet alleen voor dieren, maar voor alle organismen.
  • Door geslachtelijke voortplanting ontstaan steeds nieuwe genotypen (variatie), en de omstandigheden voor een soort kunnen keer op keer veranderen. Door natuurlijke selectie kunnen soorten dus voortdurend veranderen.
  • Dit proces van variatie en selectie zorgt ervoor dat soorten zich voortdurend aanpassen aan hun omgeving, wat leidt tot evolutie over vele generaties.
  • Ontstaan van Nieuwe Soorten
    Het is belangrijk dat binnen een soort veel verschillende genotypen en fenotypen voorkomen, want dit zorgt voor veel variatie. Een soort met veel variatie heeft een grotere overlevingskans. Wanneer de omstandigheden veranderen, is de kans groot dat er organismen zijn met eigenschappen die goed passen bij de nieuwe omstandigheden.
  • Binnen een soort kan door mutatie of geslachtelijke voortplanting een nieuwe vorm ontstaan. Organismen met de oorspronkelijke vorm en de nieuwe vorm kunnen zich onderling voortplanten. Zolang deze verschillende vormen zich onderling blijven voortplanten, behoren ze tot dezelfde soort. Denk bijvoorbeeld aan verschillende hondenrassen. Alle honden behoren tot één soort omdat ze zich onderling kunnen voortplanten.
  • De verschillende vormen van een soort kunnen echter geïsoleerd raken van elkaar door barrières zoals rivieren, bergen, ijs, woestijnen of zeeën. Deze isolatie kan ervoor zorgen dat de twee vormen steeds meer van elkaar gaan verschillen. Na lange tijd kunnen organismen van de twee vormen niet meer onderling vruchtbare nakomelingen krijgen. De twee vormen zijn dan twee aparte soorten geworden. Zo kan isolatie leiden tot het ontstaan van nieuwe soorten.
  • Een vergelijkbaar proces kan optreden als een groep organismen van één soort geïsoleerd raakt van de rest. Als de milieus in de twee leefgebieden verschillen, zal elke groep zich aanpassen aan het eigen milieu. Hierdoor kunnen door isolatie na verloop van tijd twee verschillende soorten ontstaan.
  • Door deze processen van variatie, selectie en isolatie kunnen nieuwe soorten zich ontwikkelen, wat bijdraagt aan de diversiteit van het leven op aarde.
  • Genetische modificatie
    Een geavanceerde techniek binnen de biotechnologie, waarbij het DNA van organismen wordt veranderd
  • Soort
    Organismen die zich onderling kunnen voortplanten