Beroepsbevolking (samenstelling van de): Dat deel van de bevolking dat tegen betaling een beroep uitoefent plus de werklozen. De beroepsbevolking wordt ingedeeld in de primaire, secundaire en tertiaire sector.
Bruto binnenland product (bbp) per hoofd = De waarde van alle goederen en diensten die door binnen én buitenlandse ondernemingen en personen in een land in eén jaar worden geproduceerd gedeeld door het aantal inwoners.
Bruto nationaal product (bnp) per hoofd = De waarde van alle goederen en diensten die door alle staatsburgers van een land in een land in één jaar worden geproduceerd ook die in het buienland gedeeld door het aantal inwoners.
Beroepsbevolking (samenstelling van de) = Dat deel van de bevolking dat tegen betaling een beroep uitoefent plus de werklozen. De beroepsbevolking wordt ingedeeld in de primaire, secundaire en tertiaire sector.
Human Development Index (HDI) = (= VN-ontwikkelingsindex) Een methode om de mate van welzijn in een land te meten door te kijken naar de koopkracht, alfabetiseringsgraad en levensverwachting.
Koopkracht = De hoeveelheid goederen of diensten die je in een land voor één dollar kunt kopen.
Levensverwachting = Het verwachte, gemiddelde aantal levensjaren vanaf de geboorte.
Regionale ongelijkheid = Verschillen in welvaart en welzijn tussen gebieden.
Sociale ongelijkheid = Verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen tussen verschillende groepen (klassen) van de bevolking.
Welzijn = De levensomstandigheden in een land of gebied gemeten naar koopkracht, mate van analfabetisme en levensverwachting.
Bevolkingsdichtheid = Gemiddeld aantal inwoners per vierkante kolometer.
Bevolkingsspreiding = De manier waarop de bevolking over een gebied is verdeeld.
Pullfactor = Reden om je in een gebied te vestigen. Zoals de aanwezigheid van familie, werk of een goede universiteit.
Pushfactor = Reden om uit een gebied te vertrekken. Zoals oorlog of gebrek aan werk.
Arbeidsmigrant = Migrant die verhuist naar een ander gebied of plaats om daar te gaan werken. Zij hebben voldoende geld en informatie de reis te maken.
Cultuurelement = Een kenmerk waarin je een cultuur kunt herkennen, bijvoorbeeld taal, godsdienst en gewoonten.
Cultuurgebied = Gebied waarin culturen voorkomen die sterk op elkaar lijken.
Diffusie = De spreiding van een ruimtelijk verschijnsel bijvoorbeeld een cultuurelement vanuit een kerngebied.
Kolonialisme = Het bezitten en uitbuiten van (overzeese) gebieden door de overheerser.
Centrum / periferie / semiperiferie = Een indeling van de wereld naar welvaart ( zie wereldsysteem).
Wereldsysteem = De indeling van de wereld naar welvaart in centrum, semiperiferie en periferie.
Centrum-periferiemodel = Een model dat de ongelijke relatie laat zien tussen het centrum en de periferie dit is zowel binnen een land als tussen landen zichtbaar.
Industrialisatie = Proces waarbij de industriële sector een steeds belangrijkere plaats in de samenleving inneemt.
Exploitatiekolonie = Een kolonie die vooral gebuikt wordt voor het winnen vangrondstoffen de kolonie wordt door het moederland aan de enen kant gebruikt om grondstoffen te leveren en dient aan de andere kant als afzetmarkt voor industriële eindproducten de kolonisten zijn hier vaak tijdlijn (zie ook vestigingskolonie).
Vestigingskolonie = Een gebied waar kolonisten zich blijvend vestigen zij richten de samenleving in naar het voorbeeld van hun moederland.
Dekolonisatie = Proces waarbij de koloniën zelfstandig worden.
De-industrialisatie = Proces waarbij de industriële activiteiten in een gebied voor een belangrijk deel verdwijnen.
Internationale arbeidsverdeling = De verdeling van de beroepsbevolking in de verschillende delen van de wereld.
Bevolkingsgroei = toename van de bevolking in een bepaalde periode.
Leeftijdsopbouw = De verdeling van de bevolking over de verschillende leeftijdsklassen of cohorten, weergegeven in een leeftijdsdiagram.
Demografisch transitiemodel = een model dat de gefaseerde overgang laat zien van een hoog geboorte en sterftecijfer naar een laag geboorte- en sterftecijfer.
Groene druk = De verhouding tussen het aantal personen onder de 20 en het aantal personen tussen 20 tot 65 jaar.
Grijze druk = De verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar en oude en het aantal personen tussen de 20 tot 65 jaar.
Verstedelijking = Groei de stedelijke bevolking ten opzichte van de plattelandsbevolking.
Verstedelijkingsgraad = Het aandeel van de bevolking dat in steden woont.
Verstedelijkingstempo = De snelheid waarmee de verstedelijkingsgraad in een land per jaar stijgt.
Wereldstad = Stad zoals New York of Londen, die op wereldniveau een belangrijk knooppunt in economische, culturele en politieke netwerken vormt.