Wc3

Cards (54)

  • kansarmoede = Wanneer de materiële, culturele en sociale middelen onvoldoende zijn om op een manier te leven die als minimaal aanvaardbaar wordt gezien in de samenleving waarin men leeft. 
  • Opgroeien in armoede bedreigt de ontwikkelingskansen en de toekomstige levenskansen van kinderen. 
  • De term Executieve Functies verwijst naar de denkfuncties die je nodig hebt om succesvol te kunnen functioneren in het dagelijks leven, met alle uitdagingen of veranderingen die dit dagelijks leven met zich mee brengt
  • Generatiearmoede : armoede die van generatie tot generaties overgaat, omwille van een vicieuze cirkel.
  • Nieuwe armoede : door een plotse situatie in armoede komen (door bv : een ongluk)
  • Werkloosheidsval : een economisch fenomeen waar het voor werklozen financieel niet interessant is om uit de werkloosheid te treden.
  • Uitkering = Een som geld (herhaald of niet) in het kader van sociale zekerheid
  • Working poor : mensen die jobs doen meer toch heel weinig verdienen
  • Gekleurde armoede : migranten die hun leven moeten opbouwen, ze kennen vaak de taal niet of hoe het hier werkt.
  • Stress-sensitieve hulpverlening  = Hulpverlening die kijken uit de bril van chronische stress
  • Een ervaringsdeskundige is iemand die op basis van persoonlijke en collectieve ervaringskennis in staat is deze kennis, in welke vorm dan ook, door te geven aan anderen.
  • Mentaliseren = de vaardigheid om stil te staan bij je eigen gedachten en gevoelens, en die van anderen
  • KOPP: Kinderen van Ouders met Psychische Problemen
  • KOAP: Kinderen van Ouders met een Afhankelijkheidsproblematiek
  • Prognose = een voorspelling van het beloop, de duur, de ernst en de uitkomst van een aandoening, ziekte of stoornis
  • De zone waarbinnen iemand stress goed aan kan wordt in de psychologie de 'window of tolerance' genoemd.
  • ACE = adverse childhood experiences
  • adverse childhood experiences = ernstige dingen die je als kind kan meemaken.
  • Hechtingsproblemen : bang zijn om relaties aan te gaan.
  • Als de moeder drugsverslaafd is, kan het Neonataal Abstinentie Syndroom (NAS-syndroom) voorkomen. Daarbij ontstaan na de geboorte binnen 24 uur ontwenningsverschijnselen bij de pasgeborene
  • Foetaal alcohol syndroom (FAS) is een hersenaandoening die ontstaat door alcohol tijdens de zwangerschap
  • Parentificatie = rollen van ouder en kind worden omgedraaid
  •  Risicofactoren vergroten de kans op het ontstaan van problemen
  • Beschermende factoren fungeren als buffer daartegen en verkleinen zo de kans op het ontstaan van problemen.
  • risicofactoren zijn vooral : ouderkenmerken, kindkenmerken, gezinskenmerken en omgevingskenmerken
  • We noemen het een loyaliteitsconflict als een kind om wat voor reden dan ook een innerlijke strijd heeft, omdat hij/zij het gevoel heeft niet trouw te kunnen zijn of te kunnen blijven aan één van de ouders.
  • Het kind kan tot de conclusie komen dat het hun schuld is, door het te zeggen tegen iemand anders kan er ook schuld komen (dit heeft te maken met loyaliteit)
  • Meerzijdige partijdigheid : geen kant kiezen bv : niet zeggen papa is de goeie
  • Meerzijdige partijdigheid : geen kant kiezen bv : niet zeggen papa is de goeie
  • Doelstelling KOPP = ouderschap in beeld brengen door het bespreekbaar te maken met de ouder
  • Vier sleutels die je als HV met de ouder kan opnemen:
    1. Geef je kind gepaste informatie over je psychische problemen
    2. Geef je kind de ruimte om eigen gevoelens te uiten
    3. Geef je kind de steun van een volwassen vertrouwenspersoon uit de directe omgeving van je kind
    4. Geef je kind voldoende kansen om kind te kunnen zijn
  • Verontrustende opvoedingssituatie (VOS)
  • POS = problematische opvoedingssituatie
  • Provisierechten : krijgt een kind toegang tot de voorzieningen waar die recht op heeft
  • Protectierechten : is het kind veilig?
  • Participatierechten : recht om gehoord te worden.
  • Er moet voldaan worden aan de volgende drie criteria (DSM criteria): 
    1. Deficiënties in de intellectuele functies, zoals redeneren, problemen oplossen, plannen, abstract denken, oordelen, schools leren en leren door ervaringen,...
    2. Deficiënties in het adaptieve functioneren die ertoe leiden dat de betrokkene niet kan voldoen aan de ontwikkelings- en sociaal-culturele standaarden van persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid.
    3. Deficiënties in de verstandelijke functies en het aanpassingsvermogen beginnen gedurende de ontwikkelingsperiode. 
  • Deficiëntie betekent letterlijk: tekort. Een deficiëntie betekent dus dat er een tekort is aan iets.
  • Verstandelijke ontwikkelingsstoornisPrimaire gedragskenmerken:
    1. Intellectueel functioneren
    2. Adaptieve vaardigheden 
  • Adaptieve vaardigheden  = kunnen aanpassen in de omgeving