Une sortie culinaire à la française (actes de parole)

• Bonjour, vous avez réservé (une table)?


  Hallo, heeft u (een tafel) gereserveerd?
• Oui, nous avons réservé (une table). 


  Ja, wij hebben (een tafel) gereserveerd.
• Non, nous n'avons pas réservé.

  Nee, wij hebben niet gereserveerd.
• Non, mais il vous reste de la place? 


  Nee, maar heeft u nog plaats?
• Avez-vous encore une table pour ... personnes?


  Heeft u (nog) een tafel voor ... personen.
• Ce n'est pas grave, il reste des tables libres.


  Dat is niet erg, er zijn nog vrije tafels.
• À quel nom? 


  Op welke naam?
• Au nom de...


  Op naam van...
• Vous êtes combien?


  Met hoeveel zijn jullie?
• Nous sommes...


  Wij zijn...
• En terasse ou en salle?


  Op het terras of in de zaal?
• En salle/ en terasse, si possible.


  In de zaal/ op het terras, indien mogelijk.
• Puis-je prendre vos manteaux?


  Kan ik jullie jassen aannemen?
• Voulez-vous commander?


  Willen jullie bestellen?
• Nous pouvons voir le menu?


  Kunnen we de menu zien?
• Qu'est-ce que vous me conseillez?


  Wat kan u mij aanraden?
• Quelles sont vos spécialités?


  Welke is jullie specialiteit?
• Quel est le plat du jour?


  Wat is de dagschotel?
• Oui, je prendrai/ je vais prendre...


  Ja, ik zal nemen/ ga nemen...
• Serait-il possible d'avoir...


  Zou het mogelijk zijn om ... te hebben?
• Nous prendrons uniquement le plat principal.


  We zullen enkel een hoofdgerecht nemen.
• Comment souhaitez-vous votre viande?


  Hoe wenst u uw vlees?
• Bleu, saignant, à point, bien cuit. 


  Bleu, saignant, à point, bien cuit.
• Vous avez choisi?


  Hebben jullie gekozen?
• Vous avez déjà fait votre choix?


  Hebben jullie jullie keuze gemaakt?
• Qu'est-ce que ce sera pour...?


  Wat zal het zijn voor...?
• Qu'est-ce que vous avez choisi comme...


  Wat hebben jullie gekozen als...
• Qu'est-ce que vous voudriez comme...


  Wat zouden jullie willen als...
• une entrée


  een voorgerecht
• un plat principal


  een hoofdgerecht
• un dessert


  een dessert
• Et pour...? 


  En voor...?
• Et comme boisson?


  En om te drinken?
• Vous prenez aussi un café?


  Nemen jullie ook een koffie?
• Voilà, ..
• Voilà


  Alsjeblieft.
• Et voici un peu de pain.


  Alsjeblieft, een beetje brood.
• Bon appétit.


  Smakelijk
• Pouvons-nous avoir du sel, du poivre?


  Kunnen we zout, peper hebben?
• Pourriez-vous nous apporter une bouteille d'eau gazeuse/ plate?


  Zou u ons een fles spuit-/plat water kunnen brengen?