Thema 4 cognitivisme

    Cards (137)

    • Wat is de "magical number 7" volgens Miller (1956)?
      Het is de maximale capaciteit van het werkgeheugen, ongeveer 7 items.
    • Wat betekent het als informatie minder dan 7 items bevat volgens de subitizing regel?
      Je kunt de items direct tellen zonder te schatten.
    • Wat gebeurt er als je meer dan 7 items moet verwerken volgens Miller?
      Je begint te schatten in plaats van te tellen.
    • Wat is de rol van het werkgeheugen bij het ophalen van informatie?
      Het probeert informatie uit het lange termijn geheugen te halen als er onvolledige informatie is.
    • Wat zijn de twee hoofdfuncties van het werkgeheugen?
      Opslaan en bewaken van alle processen.
    • Hoe verschilt cognitivisme van behaviorisme?
      Cognitivisme richt zich op interne cognitieve processen in plaats van alleen observeerbaar gedrag.
    • Wat zijn enkele typische antwoorden voor het maken van fouten bij tests?
      Teveel informatie tegelijkertijd en te snel moeten reageren.
    • Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen behaviorisme en cognitivisme?
      • Behaviorisme: observeerbaar gedrag, directe observatie.
      • Cognitivisme: interne processen, mentale inzichten, introspectie.
      • 'Black box' van behaviorisme wordt opengebroken.
    • Wat zijn de vier onafhankelijke stromingen die in de 20ste eeuw zijn ontstaan?
      1. Informatietheorie (Shannon, 1948)
      2. Computerprogramma's (Turing, Newell, Shaw, Simon)
      3. Kritiek op behaviorisme (Chomsky, 1957)
      4. Gestaltpsychologie (Wundt, Wertheimer, Koffka)
    • Wat is de focus van informatietheorie volgens Shannon?
      Hoe signalen worden opgeslagen in geheugen en gefilterd via zintuigen.
    • Wat was Chomsky's kritiek op het behaviorisme?
      Het kon onvoldoende de taalontwikkeling verklaren.
    • Wat zijn de drie soorten kennis volgens de tekst?
      Declaratieve, procedurele en metacognitieve kennis.
    • Wat zijn de kenmerken van declaratieve kennis?
      • Definities, formules, wetten.
      • Verbanden binnen kennisdomeinen.
      • Conceptuele kennis, alles wat in een boek kan worden neergeschreven.
    • Wat zijn de kenmerken van procedurele kennis?
      • Manier van werken.
      • Methoden waarbij declaratieve kennis wordt gebruikt.
      • Specifieke en algemene procedurele kennis.
    • Wat is metacognitieve kennis?
      • Kennis over je eigen kennis.
      • Kennis over hoe we zelf denken en leren.
      • Bevat conditionele kennis en strategieën.
    • Wat is het basismodel voor cognitief functioneren?
      Het informatieverwerkend model.
    • Wat zijn de basisassumpties van het informatieverwerkend model?
      • Informatieverwerking gebeurt 'in stappen'.
      • Vergelijkbaar met computerprocessen.
      • Grenzen aan wat verwerkt kan worden.
      • Interactieve activiteit.
      • Verschillende processen: waarnemen, herhalen, denken, problemen oplossen, herinneren, vergeten, zich inbeelden.
    • Wat is de rol van controleprocessen in het informatieverwerkend model?
      Ze grijpen in en zorgen voor executive control.
    • Wat zijn de verschillende geheugens in het informatieverwerkend model?
      • Episodisch geheugen
      • Semantisch geheugen
      • Verbaal geheugen
      • Visueel (iconisch) geheugen
    • Wat is de relatie tussen werkgeheugen en lange termijn geheugen?
      Ze zijn sterk geïntegreerd en werken samen.
    • Wat zijn de drie soorten cognitieve belasting?
      1. Extraneous cognitive load
      2. Intrinsic cognitive load
      3. Germane cognitive load
    • Wat veroorzaakt extraneous cognitive load?
      De manier waarop informatie is gepresenteerd.
    • Wat is intrinsic cognitive load?
      Het hangt samen met de compliciteit van de informatie.
    • Wat is germane cognitive load?
      De belasting die nodig is om te begrijpen wat er aan de hand is.
    • Wat zijn de kritieken op het klassieke informatieverwerkend model?
      • Te lineair en vaag.
      • Bower: geen STM, maar niveaus van verwerking.
      • Anderson: verschillen in informatieverwerking na activatie.
      • Mayer: dual-channel model.
    • Wat is het dual-channel model volgens Mayer?

      Informatie wordt langs twee kanalen verwerkt: visueel en auditief.
    • Wat zijn de drie fasen van informatieverwerking volgens het dual-channel model?
      1. Informatieselectie
      2. Organisatie van informatie
      3. Integratie van de nieuw georganiseerde informatie
    • Hoe wordt declaratieve kennis gerepresenteerd?
      • Proposities: basiseenheid van informatierepresentatie.
      • Beelden: visuele representaties.
      • Lineaire ordening: geordende elementen.
    • Wat zijn proposities in de context van declaratieve kennis?
      Ze zijn de basiseenheid van informatierepresentatie en kunnen juist of fout zijn.
    • Wat is de rol van beelden in de representatie van kennis?
      Ze zijn perceptie-gebaseerde representaties die de oorspronkelijke structuur behouden.
    • Wat zijn schema's in de context van kennisrepresentatie?
      • Geheugenstructuren gebaseerd op ervaringen.
      • Dynamisch en verbonden met nieuwe ervaringen.
      • Kunnen verschillen in complexiteit.
    • Wat zijn 'personal theories' in de context van kennisontwikkeling?
      Ze zijn misvattingen gebaseerd op persoonlijke verwerking van informatie.
    • Wat zijn enkele voorbeelden van misvattingen die kinderen kunnen hebben?
      “Als je iets vermenigvuldigt, dan is het resultaat altijd groter.”
    • Wat is een schema volgens Winn & Snyder (1996)?
      Een schema is een geheugenstructuur gebaseerd op ervaringen.
    • Hoe is een schema verbonden met ervaringen?
      Een schema is een abstractie die gebaseerd is op ervaringen.
    • Wat betekent het dat een schema dynamisch is?
      Het betekent dat nieuwe ervaringen onmiddellijk aan het schema worden gekoppeld.
    • Wat is de sociale dimensie van schema's?
      De meeste lerenden verstaan elkaar door overlap tussen individueel ontwikkelde schema's.
    • Waarom zijn schema's moeilijk toetsbaar?
      Omdat ze verschillen in complexiteit en onderling variëren.
    • Wat zijn 'personal theories' en hoe kunnen ze misconcepties bevatten?
      'Personal theories' zijn misvattingen die voortkomen uit persoonlijke verwerking van informatie.
    • Geef een voorbeeld van een misconceptie die kinderen kunnen hebben.
      Een voorbeeld is: "Als je iets vermenigvuldigt, dan is het resultaat altijd groter."