11 bloedsomloop

Cards (42)

  • dubbele bloedsomloop zodat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt
    • kleine bloedsomloop (voor O2 opname)
    • grote bloedsomloop (voor O2 afgifte)
  • kleine bloedsomloop met longslagaders, longhaarvaten en longaders
    • voor O2 opname uit de longblaasjes en CO2 afgifte aan de longblaasjes
  • grote bloedsomloop met aorta en andere slagaders, haarvaten en aders
    • voor O2 afgifte aan de weefsels en CO2 opname uit de weefsels
  • functies bloedsomloop
    • transport van stoffen (bv. voedingsstoffen, hormonen, afvalstoffen, O2 en CO2)
    • verdelen van stofwisselingswarmte over het lichaam
  • kenmerken van slagaders
    • bloed stroomt van het hart af naar de organen toe
    • dikke gespierde elastische wand
    • vaak wat dieper gelegen
    • hoge pulserende bloeddruk en hoge stroomsnelheid
    • kleppen alleen aan begin halvemaanvormige kleppen bij het hart
    • O2 rijk behalve longslagaders en navelstrengslagader
    • vertakken zich in organen tot kleine slagaders met glad spierweefsel in de wanden
  • functie van spierweefsel
    • regeling van de bloedvoorziening van het betreffende weefsel door vernauwing of verwijding van de arteriolen
  • kenmerken haarvaten
    • voor uitwisseling van stoffen voedingsstoffen, gassen, hormonen, enz.
    • zeer dunne wand één cel dik; platte cellen
    • zeer kleine inwendige diameter
    • matige bloeddruk lager dan in slagadertjes, hoger dan in adertjes
  • kenmerken aders
    • bloed stroomt van de organen naar het hart toe met uitzondering van de poortader
    • dunne wand en grote inwendige diameter
    • vaak wat oppervlakkig gelegen
    • lage bloeddruk niet pulserend
    • kleppen op regelmatige afstanden, voorkomen terugstroming van bloed
    • O2 arm behalve longaders en navelstrengader
  • bloedsamenstelling
    • bloedcellen en plaatjes (45%)
    • (bloed)plasma (55%)
  • kenmerken rode bloedcellen
    • dunne ronde schijfjes met verdikte rand, geen kern
    • vorming in rode beenmerg uit stamcellen
    • bevatten hemoglobine met ijzer dat zuurstof kan binden
    • afbraak in de lever en de milt
  • kenmerken bloedplaatjes
    • bestaan uit celfragmenten
    • vorming in rode beenmerg
  • kenmerken witte bloedcellen
    • verplaatsen zich door de wand van vaten en door weefsels
    • vorming in rode beenmerg uit stamcellen, ontwikkelen zich daarna in de milt en lymfeknopen
  • typen in lymfeknopen
    • macrofagen fagocyteren ziekteverwekkers en celresten
    • lymfocyten vormen onder meer antistoffen en geheugencellen
  • stoffen in (bloed)plasma (55% van bloedsamenstelling)
    • water (50%) oplosmiddel
    • opgeloste stoffen (5%)
  • functie rode bloedcellen
    • transport van zuurstof
  • functie bloedplaatjes
    • stolling
  • functie witte bloedcellen
    • bescherming, waaronder immuniteit
  • opgeloste stoffen in bloedplasma
    • zouten bepalen in belangrijkste mate de osmotische waarde van het lichaamsvocht
    • voedingsstoffen
    • gassen in plasma kan veel CO2 en weinig O2 oplossen
    • hormonen en andere regelende stoffen
    • plasma-eiwitten verhogen de osmotische waarde van plasma ten opzichte van weefselvloeistof
    • afvalstoffen resten van eiwitafbraak en afgestorven celresten
  • type voedingsstoffen in bloedplasma
    • vitaminen
    • vetten, vetzuren en glycerol
    • glucose concentratie 1 gram per liter bloed
    • aminozuren voor eiwitproductie; stabiliseren de pH
  • type plasma-eiwitten
    • antistoffen immunoglobulinen
    • stollingsfactoren zoals protrombine en fibrinogeen
    • transporteiwitten albumine, voor transport van vetzuren; transferrine voor transport van ijzer
  • type afvalstoffen
    • ammonia blijft over na afbraak van eiwitten en aminozuren
    • ureum wordt in de lever gevormd uit onder meer ammonia
  • onderdelen poortaderstelsel
    • adertjes van darm, maag en alvleesklier die samenkomen in de poortader
    • poortader waarin bloed naar de lever stroomt waar het opnieuw een haarvatennet passeert
  • kenmerken bloedstroming
    • snelheid omgekeerd evenredig aan doorsnede
    • stroomrichting van een plaats met een hoge druk naar een plaats met een lage druk
  • snelheid bloedstroming
    • hoge snelheid in slagaders en pulserend
    • lage snelheid in haarvaten door de gezamenlijke doorsnede
    • matige snelheid in aders
  • bouw lymfevatenstelsel
    • blind beginnende lymfehaarvaten in weefsels
    • lymfevaten waarin lymfehaarvaten samenkomen
    • lymfeknopen in hals, liezen en oksels waar lymfevaten bij elkaar komen
    • kleppen in lymfevaten verhinderen terugstroming
    • borstbuis en rechterlymfestam voeren lymfe af naar het bloed van de ondersleutelbeenaders waarin bloed van de armen naar het hart stroomt
  • functies blind beginnende lymfehaarvaten
    • transport van vetten vanuit de darmvlokken
    • afvoer van overtollige weefselvloeistof uit alle lichaamsweefsels
  • functie lymfeknopen
    • vorming van witte bloedcellen deze produceren antistoffen an fagocyteren ziekteverwekkers en celresten
  • kenmerken weefselvloeistof
    • ontstaan aan het begin van haarvaten doordat bloedvloeistof door poriën wordt geperst door de bloeddruk
    • grootste deel wordt verderop in haarvaten teruggezogen doordat eiwitten in het bloed een hogere (colloïdale) osmotische waarde veroorzaken
    • klein deel wordt opgenomen in lymfevaten en heet dan lymfe
  • uitwisseling van stoffen tussen cellen en weefselvloeistof
    • diffusie van onder andere zuurstof en koolstofdioxide
    • actief membraantransport van ionen, aminozuren en glucose door bepaalde eiwitten in membranen
    • stroming van protoplasma binnen de cellen
    • myoglobine eiwit in spiercellen dat sterker zuurstof bindt dan hemoglobine en afgeeft aan de mitochondria
  • bloedstolling
    1. stollingsfactoren
    2. trombokinase stimuleert vorming van ->
    3. trombine wordt gevormd uit protrombine in het plasma en stimuleert vorming van ->
    4. fibrine gevormd uit fibrinogeen
    5. afwezig bij serum (bloedplasma zonder fibrinogeen)
  • bouw van hart (p1)
    • rechterboezem, dunne spierwand, met O2 arm bloed, uitmonding van bovenste en onderste holle ader
    • linkerboezem, dunne spierwand, met O2 rijk bloed, uitmonding van longaders
    • rechterkamer, dikke spierwand, met O2 arm bloed, verbonden met longslagaders
    • linkerkamer, spierwand dikker dan van de rechterkamer, met O2 rijk bloed, verbonden met aorta
  • bouw van hart (p2)
    • harttussenschot bevat voor de geboorte een opening tussen de boezems
    • hartkleppen, zeilkleppen, met strekkoordjes (peesjes), tussen boezems en kamers
    • slagaderkleppen, halve maanvormige kleppen, tussen kamers en slagaders
    • kransslagaders, voorzien hartspier van voedsel- en zuurstofrijk bloed
  • fasen van de hartslag
    • boezemsystole, hartkleppen open en slagaderkleppen dicht, bloed stroomt van boezems naar kamers
    • kamersystole, slagaderkleppen open en hartkleppen dicht, bloed stroomt kamer uit
    • hartpauze diastole, hartkleppen open en slagaderkleppen dicht, bloed stroomt boezems en kamers binnen
  • hartslag opgewekt door impulsen van sinusknoop
    zenuwknoop in de wand van de rechterboezem waarin zelfstandig impulsen ontstaan waardoor de boezems en de kamers achtereenvolgens samentrekken
  • harttonen veroorzaakt door hartslag
    • eerste harttoon, dichtslaan van de hartkleppen
    • tweede harttoon, dichtslaan van de slagaderkleppen
  • frequentie hartslag beïnvloed door
    • autonoom zenuwstelsel
    • lichaamsgrootte, bv een babyhart klopt tweemaal zo snel als een volwassen hart
    • adrenalineconcentratie in het bloed, adrenaline verhoogt de hartslag
  • autonoom zenuwstelsel
    • (ortho)sympathisch: verhoogt de impulsfrequentie
    • parasympatisch: verlaagt de impulsfrequentie
  • gevolg impulsen van de sinusknoop
    • boezemsamentrekking
    • stimulatie van de atrio-ventriculaire knoop
    1. stimulatie van de atrio-ventriculaire knoop
    2. bundel van His bundel axonen, loop van a.v.-knoop via het kamertussenschot naar de hartpunt
    3. purkinjevezel impulsgeleidende spiervezels in kamerwanden
    4. kamersystole samentrekking van onderaf waardoor het bloed de slagaders ingestuwd wordt
  • fasen ECG
    • boezemactivatie PQ-interval
    • activatie van de kamers QRS-interval
    • repolarisatie herstel tot rustpotentiaal van de kamerspieren, T-top