LP11: abdomen

Cards (51)

  • A = arteria hepatica communis
    B = aorta abdominalis
    C = truncus coeliacus
    D = arteria splenica
    E = arteria hepatica propria
    F = arteria gastrica sinistra
    G = arteria gastroduodenalis
    H = arteria gastrica dextra
    I = arteria pancreaticduodenalis superior anterior en posterior
    J = Recessus duodenalis
    K = arteria gastroomentalis sinsitra
    L = recessus pancreatici
    M = arteria gastroomentalis dextra
    N = arteria pancreaticoduodenalis inferior
    O = arteria mesenterica superior
  • A = musculus rectus abdominis
    B = linae alba
    C = musculus quadratus lumborum
    D = musculus transversus abdominis
    E = musculus obliquus internus abdominis
    F = ligamentum inguinale
    G = musculus pyramidalis
    H = musculus cremaster
  • Buikwand – spieren
    • Paravertebraal;
    • C = M. quadratus lumborum
    • M. psoas (heupflexor)
    • M. iliacus (heupflexor)
    • Lateraal;
    • M. obliquus abdominis externus
    • E = M. obliquus abdominis internus
    • D = M. transversus abdominis
    • Verticaal
    • A = M. rectus abdominis
    • E = M. pyramidalis
  • Ligamenta arcuata
    • Mediaan: aorta
    • Ligamentum arcuatum medianus
    • Mediaal: M. Psoas (iets lateraal van aorta)
    • Ligamentum arcuatum medialis
    • Lateraal: M. Quadratus lumborum
    • Ligamentum arcuatum lateralis
  • Nervische innervatie van de buikspieren
    • T7-T12 en L1
    • Van posterior naar anterior
    • N. ilioinguinalis uit L1 (sensorische binnenkant dij)
  • Lymfedrainage
    • Boven de navel (Regio’s 1, 2, 3, 4, 8 en 9) draineren naar boven
    • Onder de navel (regio’s 5, 6 en 7) draineren naar beneden: iliacaalstreek
  • Arteriae bij lies gebied
    1. epigastrica superior
    o   Terminale tak van a. thorac interna
    2. epigastrica inferior
    o   Zijtak van de a. iliaca externa
    o   Belang bij liesbreukpathologie
  • Peritonale uitstulping = processus vaginalis
    Fibreuze geleider = gubernaculum
  • het lieskanaal is een tunnel
    Lopend tussen:
    • Annulus Inguinalis superficialis
    • Annulus Inguinalis Profundus
    • Openingen in Aponeurose van obliquum externum
  • het lieskanaal bevat
    Man
    • Ductus spermaticus
    • A., V. testicularis
    • N. ilioinguinalis
    Vrouw
    • Ligamentum rotundum (=gubernaculum rest)
    • N. Ilioinguinalis
  • Indirecte liesbreuk
    • Via interne liesring, breukzak lateraal van a. epigastrica inferior
    • Kan uitzakken tot in scrotum
    • Klin: congenitaal door niet sluiten proc. vaginalis
  • Directe liesbreuk
    • Via achterwand lieskanaal: breukzak mediaal van a. epigastrica inferior
    • Breuk in de wand van tunnel naar lieskanaal
  • vas deferens = ductus deferens = zaadstreng
  • de ductus deferens loopt samen met de a en v testicularis naar scrotum door lieskanaal
  • Fascia cremasterica is gevormd uit de fascia m. obliquus abdominis internus
  • de fascia spermatica externa is gevormd uit fascia m. obliquus abdominis externus
  • bloedvaten: aftakkingen van de aorta abdominalis
    • Foregut
    • Onderkant slokdarm tot duodenum
    • Aftakking: Truncus coeliacus
    • Ontstaat mediaan nét onder de crura
    • Midgut
    • Vanaf duodenum (jujenum & ilium) en ascendens deel colon
    • Aftakking: arteria mesenterica superior
    • Ontstaat mediaan vlak onder truncus coeliacus. Loopt nog over de renale venen.
    • Hindgut
    • 2e helft colon
    • Aftakking: arteria mesenterica inferior
    • Ontstaat ietswat links gelegen, wat boven de bifurcatie vd. aorta
  • bloedvaten: vanae
    • Midgut
    • Vena mesenterica superior
    • Hindgut
    • Vena mesenterica inferior
    • Milt
    • v. Lienalis
    V. Mesenterica Superior, V Mesenterica Inferior en Lienalis vormen de Vena Porta. De Vena porta loopt naar de lever en splitst hier in een linker- en rechtertak.
  • Preganglionaire vezels naar de bijnieren hebben geen prevertebrale plexus. Ze vormen een directe synaps met de bijniermerg-cellen. Dit leidt tot snelle secretie van adrenaline en noradrenaline.
  • Peritoneum:
    • Eencellige laag epitheel
    • onstaat uit mesotheel
    • Bestaat uit:
    • Parietaal deel: tegen buikwand
    • Visceraal deel: tegen organen
  • Tegen de binnenwand van de abdomen ligt de Peritoneum Parietalis. Tussen de peritoneum parietalis en de fascia transversalis ligt de preperitoneale ruimte. Dit loopt tot het einde van de zijspieren
    Vanaf de zijspieren (posterior) begint de afstand tussen de fascia en peritoneum parietalis toe te nemen en wordt de preperitoneale ruimte de retroperitoneale ruimte.
  • Intraperitoneale organen
    • Compleet door peritoneum omgeven
    • “Opgehangen” aan mesenterium
    • Dit zijn:
    • maag
    • Duodenum pars superior
    • Milt
    • Lever
    • galblaas
    • Jejunum
    • Ileum
    • Colon transversum
    • Colon sigmoideum
    • Ovaria
    • Tubae uterinae
  • Retroperitoneale organen
    • Gedeeltelijk door peritoneum bedekt
    • Tussen peritoneum en wand
  • Secundaire retroperitoneale organen
    Tijdens ontwikkeling kan een orgaan:
    • Eerst intraperitoneaal liggen
    • Secundair toch retroperitoneaal liggen
    • Colon ascendens
    • Colon descendens
    • Rectum (tot flexura sacralis)
    • Urineblaas
    • Duodenum pars descensens & horizontalis
    • Prostaat
    • Cervix uteri
    • Vagina
  • de peritoneaalholte is gesplitst in 2 ruimtes (die met elkaar in verbinding staan)
    • greater sac (loopt van diafragma tot bekken )
    • bursa omentalis (de ruimte achter de maag en een deel van de lever)
    In verbinding met elkaar via foramen epiploïcum (hiatus van winslow)
  • Er zit een peritoneaalvlies gespannen tussen de maag en de lever: omentum minus.
    Aan het duodenum-uiteinde van de maag lopen van caudaal naar craniaal verschillende bloedvaten in de omslagplooi van het peritoneum: ligamentum hepatoduodenale
    Hierdoor lopen:
    1. De ductus choledochus (hoofdgalweg)
    2. Hepatica propria
    3. V. Porta
  • Omentum minus
    = kleine vetschort
    ~ de kleine peritoneaalvliezen die het foramen hepatoduodenale bedekt
    Tussen lever en maag
  • Omentum majus
    grote vetschort
    • 4 lagen peritoneum:
    • 2 anterieure bladen:
    • rondom de maag
    • 2 posterieure bladen:
    • 1 om Mesocolon transversum (deel mesenteria → mesocolon transversum)
    • 1 Bedekt voorzijde van pancreas
  • Plica duodenomesocolica
    = Ligamentum van Treitz
    • Bij plaats einde duodenum, begin jujenum.
    • Een plooi
  • Pelvis
    • Peritoneaalholte eindigt in pelvis
    • Waar het eindigt, achter de rectum = douglasholte, de cavum douglasi
    Vrouw:
    • Spatium rectouterina: Deel tussen rectum en baarmoeder
    Man:
    • Spatium rectovesicale: Deel tussen rectum en blaas
  • Maag opbouw
    • Cardia
    • Overgang slokdarm naar maag
    • Angulus van his
    • Superieure hoek tussen slokdarm en fundus
    • Fundus
    • Maag boven niveau van corpus
    • Corpus
    • grootste deel van maag, vanaf hoogte angulus hiss tot antrum
    • Pars pylorica
    • Uitgang vd maag, bestaande uit:
    • Antrum
    • Canalis pyloricus
    • Pylorusspier
    • Curvatura minor
    • Binnenbocht
    • Curvatura major
    • Buitenbocht
  • Innervatie
    parasympathicus
    • N. Vagus
    • Anterior
    • Vooral vezels van N. vagus sinistra
    • Deze stopt bij de maag!!!
    • Innervatie maagvoorwand, pylorus en lever
    • Posterior
    • Vooral vezels van N. Vagus dexter
    • Deze loopt door naar de darmen
    • Innervatie achterwand maag, dunne darm tot mid colon en pancreas
    • Secretorische functie (maagzuursecretie)
    • Motorische functie (antrum en pylorus)
    • Sympathicus
    • N. Splanchnicus major
    • Via prevertebraal ganglion coeliacum
    • Functie:
    • Remming maagzuursecretie
    • Pijn: via afferente OS vezels naar T6-T7
  • Het duodenum
    = de twaalfvingerige darm, C-vormig
    Bestaat uit 4 delen
    • Duodenum I =Bulbus
    • superieure deel: van pylorus tot nek galblaas
    • Fixatie aan ligamentum hepatoduodenale
    • Ligt anterieur van de V. Porta, Galweg en v. cava inferior
  • Duodenum II = Pars descendens
    • retroperitoneaal
    • Wordt anterieur gekruisd door de colon transversum
    • Ligt anterieur van de rechter nier
    • Mediaal ervan ligt de caput pancreatis
    • in Duodenum II gemeenschappelijke uitweg ductus choledocus en ductus pancreaticus
  • Duodenum III = Pars horizontalis
    • retropertoneaal
    • Ligt anterieur van de V. Cava inferior en Aorta
    • Wordt anterior gekruisd door de A,V. mesenterica sup.
  • Duodenum IV = Pars ascendens
    • retroperitoneaal
    • Loopt terug naar craniaal links van aorta
    • Overgang duodenum naar jejunum
    • = De hoek van Treitz
    • Verbonden met lig. van Treitz: plica duodenomesocolica
    • Duidt de overgang van duodenum naar jejunum aan
    • Vanaf hier ligt het intraperitoneaal
  • De darm bestaat uit 3 distinctieve lagen:
    • Een buitenste longitudinale spierlaag
    • Hiertussen bevindt zich te plexus myentericus (Auerbach) → peristaltiek
    • Onderdeel musculosa
    • Een middelste circulaire spierlaag
    • Hier tussen bevindt zich de plexus submucosalis (Meissner) → secreties
    • Onderdeel musculosa
    • Een binnenste mucosa.
    • Deze bestaat uit de submucosa en de submucosale spierlaag. Dit zorgt voor secreties
  • het jejunum
    • heeft een bredere diameter en een dikkere wand dan de ileum
    • Heeft minder prominente arteriële arcades en een langere vasae rectae dan het ileum
    De ileum
    • Bevat meer arcades en meer mesenterisch vet
    • Heeft kortere vasae recae
  • Iliocaecale overgang = Overgang tussen dunne darm en dikke darm.
    • De uitmonding van de ileum in de caecum van de colon is afgegrens door de ileocaecale klep. Deze klep behoudt bacteriën van het binnenkomen in de ileum (deze hoort ~bacterievrij te zijn)
    • Aan het distale uiteinde van het caecum bevindt zich ook de appendix.