hormonale regulatie

Cards (38)

  • De bijnierschors wordt onder invloed van ACTH gestimuleerd om cortisol te maken, dit hormoon komt vrij tijdens stress.
  • Om homeostase te laten plaatsvinden heb je hormonen nodig, hormonen zijn signaalstoffen.
  • Endocriene klieren geven hun stoffen direct af aan het bloed.
  • Exocriene klieren hebben een eigen afvoerbuis en geven hun stoffen dus af aan de afvoerbuis en niet direct aan het bloed.
  • Het bloed transporteert hormonen door het lichaam.
  • De hormonen zijn alleen werkzaam als een cel een receptor bevat waaraan dit specifieke hormoon kan binden, dit noem je een doelwitorgaan.
  • De binding van een hormoon met een receptor zet een reactie op gang.
  • De hormoonspiegel bepaalt de mate van de reactie, des te meer hormonen binden, des te extremer zal de reactie plaatsvinden.
  • Hormonen blijven vaak lang hangen in het weefselvloeistof bij de doelwitorganen waardoor de effecten van de reactie lang aan zullen houden.
  • Sommige hormonen kunnen door het celmembraan van een cel om in de cel te binden aan een receptoreiwit, dit noem je een hormoon-receptorcomplex.
  • Het hormoon-receptorcomplex kan vervolgend de kern van de cel ingaan en kan dan bepaalde genen in het DNA aanzetten of uitzetten.
  • Sommige hormonen kunnen niet door het celmembraan heen en binden dus aan de buitenkant an de cel aan een receptoreiwit die in het celmembraan zit.
  • Vervolgens wordt aan de binnenzijde van het celmembraan een signaalmolecuul geactiveerd: dit is de second messenger.
  • Deze geeft het signaal van het hormoon in door een enzym te activeren.
  • Als je in de cel een signaal doorgeeft aan meerdere moleculen worden er meerdere signaalmoleculen geactiveerd en kan er dus een hele grote reactie ontstaan door 1 hormoonsignaal, dit noem je een signaalcascade.
  • De hypofyse ligt ongeveer in het midden van je hoofd onder de hersenen, net boven de hypofyse ligt het hypothalamus.
  • De hypofyse produceert verschillende hormonen zoals TSH, FSH en LH.
  • Deze beïnvloeden andere hormoonklieren.
  • Via de hypothalamus en de hypofyse zijn jet hormoonstelsel en het zenuwstelsel met elkaar verbonden, hierdoor produceren sommige neuronen ook hormonen, dit noem je neurosectie en het product is een neurohormoon.
  • Tussen de cellen van de alvleesklier liggen de eilandjes van lagerhans, deze produceren glucagon en insuline.
  • TSH stimuleert de vorming van schildklierweefsel, de opname van jodium en en de productie en secretie van thyroxine.
  • ADH, wat staat voor Antidiuretisch hormoon, regelt de resorptie van water in de nieren bij de vorming van urine.
  • De schildklier ligt in de hals voor het strottenhoofd tegen de luchtpijp, de schildklier produceert thyroxine, wat de stofwisseling beïnvloed.
  • Prolactine speelt een rol bij het vergroten van de melkklieren en het produceren van melk.
  • GH, wat staat voor groeihormoon, regelt de groei en ontwikkeling.
  • Secretine stimuleert de lever tot het produceren van gal en de alvleesklier tot de secretie van NaHCO3.
  • Neuronen produceren twee typen neurohormonen die een effect hebben op de hyposfysevoorkwab: inhibiting hormoon, dat zorgt ervoor dat de endocriene cellen in de hypofysevoorkwab geen hormonen meer produceren, en releasing hormoon, dat zorgt ervoor dat de hypofysevoorkwab hormonen gaat produceren.
  • Oxytocine stimuleert het ontstaan van weeën tijdens de geboorte en zwangerschap en zorgt voor melksecretie na de geboorte, ook voor het ontstaan van een band tussen moeder en kind.
  • Gastrine stimuleert de maagsappproductie.
  • De alvleesklier heeft als verteringsklier een exocriene functie.
  • ACTH wordt geproduceerd onder stress, het staat voor adrenocorticotroop hormoon en bevordert de aanmaak van hormonen door de bijnierschors.
  • De nieren produceren Epo (erytropoëtine) als ze onvoldoende zuurstof aangevoerd krijgen.
  • Het hormoon zorgt er namelijk voor dat er meer rode bloedcellen worden gemaakt en dat de nieren dus weer voldoende zuurstof krijgen, dan wordt de productie van Epo weer geremd.
  • FSH en LH beïnvloeden de ovaria en testes.
  • De bijniermerg produceert adrenaline.
  • De glucoseconcentratie noem je ook wel de bloedsuikerspiegel.
  • Thyroxine remt de productie en secretie van TSH.
  • Kliercellen in de alvleesklier en de maag-darmwand produceren spijsverteringshormonen.