Samenvatting H1: Brazilië

Cards (33)

  • Tijdens de ontdekkingsreizen waren beelden van Brazilië anders dan de beelden van nu. Beelden van Brazilië in de 16e eeuw: groot, warm, bergen, bossen, eenvoudige bewoners. Beelden van Brazilië nu: Amazoneregenwoud, Amazone, zandstranden, warm, groot, voetbal, carnaval, muziek, samba, rio de Janeiro, Christusbeeld, opkomend land. Ook negatieve beelden: houtkap in oerwoud, armoede in sloppenwijken.
  • Beelden van plaatsen ontstaan door informatie: tv, tijdschriften, verhalen, eigen ervaringen. Alle informatie zorgt voor een persoonlijk beeld van de plaats in je hoofd: perceptie. Een mental map is een persoonlijke kaart van je beeld.
  • Bij beeldvorming moet je rekening houden met 3 beperkingen: Informatiebronnen geven altijd onvolledige informatie, informatie kan onjuist zijn en er zijn veel stereotiepe beelden: eenvoudige, overdreven beelden gebaseerd op vooroordelen en bijzonderheden.
  • Om een goede indruk te krijgen van een land en de bewoners: maak een geografisch beeld. Je kijkt dan naar verschillende kenmerken van het land en de bewoners.
  • Brazilië ligt in Zuid-Amerika tussen 5° NB en 33° ZB, en tussen 35° en 74° WL. Het is een groot land: het 5e in de wereld en 4300 km van noord naar zuid en oost naar west. Reizen is in Brazilië een grote uitdaging. Veel langeafstandsbussen, maar ook vliegen en varen. Goederen gaan vaak per vrachtwagen, maar tegenwoordig ook per trein.
  • Het grootste deel van Brazilië is vlak of lichtglooiend. Er zijn ook heuvelachtige gebieden en bergketens. Op basis van hoogte en reliëf verschillende deelgebieden: noorden;Hoogland van Guyana (tafelbergen tot 2900 m hoog) midden/zuiden;Hoogland van Brazilië (uitgestrekte hoogvlakte of hoogland tot 1100 m hoog) Verspreid ook bergketens.
  • Serra do mar: gebergte aan zuidoostelijke grens van het hoogland van Brazilië langs de Atlantische kust. Amazonebekken: vlakte van de Amazone tussen het Hoogland van Guyana en het Hoogland van Brazilië. Verschillende kleine vlakten, zoals de moerasachtige Pantanal in het westen.
  • De landschappen in Brazilië kun je begrijpen door te kijken naar platentektoniek en exogene processen (verwering, erosie, sedimentatie).
  • De hooglanden in Brazilië zijn schilden. Ooit waren het kleine continenten, die naar elkaar bewogen en Pangea vormden. Pangea brak 230 miljoen jaar geleden uit elkaar. Zuid-Amerika en Afrika dreven uit elkaar. Bij het bewegen van de Zuid-Amerikaanse plaat vormden zich gebergten en plateaus door opheffing van oude schilden. Het hoogland bevat graniet, leisteen en sedimentgesteenten. Vaak zijn ze op grote diepte gevormd en na opheffing verweerd en geërodeerd. Vanaf de plateaus stromen rivieren naar Amazone of de Paraguay/Paraná. Ze vormden diepe kloven.
  • In het laagland van het Amazonebekken sedimenteerden rivieren en zee, klei- en zandlagen, later weer samengedrukt tot sedimentgesteente.
  • Geologische processen zorgden voor veel natuurlijke hulpbronnen. Delfstoffen in Brazilië zijn; ertsen (ijzererts in de hooglanden en het grensgebied met Bolivia, tin koper, zilver, bauxiet) en de fossiele energiebron olie op grote diepte voor de kust. Het ontstaan en de spreiding van natuurlijke hulpbronnen hangt samen met de geologie van het gebied.
  • Bij de ertsvorming van ijzererts speelde sedimentatie een rol. De ijzerertslagen zijn gevormd door afzetting van ijzerhoudende sedimenten (ijzeroxiden) in zuurstofarme en ondiepe oceanen, afgewisseld met andere sedimenten. Ze werden vaster en harder en daarna opgetild, waarbij metamorfose plaatsvond. Door verwering en erosie van erop gelegen gesteente kwam het ijzererts dichtbij het oppervlak.
  • Bauxiet is de grondstof voor aluminium. In dikke sedimentlagen van het Amazonebekken spoelden de goed oplosbare kleideeltjes uit. De slecht oplosbare aluminium- en ijzermineralen bleven boven achter, de lateriet. Die verhardde tot bauxiet.
  • Olie werd aan einde van de vorige eeuw ontdekt in het bekken van Santos op ruim 4,8 km onder de zeespiegel, afgeloten door een zoutlaag. De 3 bekkens (Espirito Santobekken en de bekkens van Campos en Santos) zijn bijna 4 keer zo groot als Nederland.
  • De olie onder de zeebodem vormde zich bij het openbreken van Pangea (145-100 miljoen jaar geleden). Bij de divergente breuk ontstond een slenk, waarin meren lagen met veel algen, bacteriën en plankton. Afgestorven organismen zakten naar de modderige bodem met zuurstofarme modder. Er ontstond een dikke organische massa. Er kwamen nieuwe sedimenten op van zand en klei. De slenk vulde zich mer oceaanwater, dat soms verdampte, waarbij zich ondoorlaatbare zoutlagen vormden. Onder hoge druk vormde zich in diepere lagen olie en gas. Dat bewoog naar boven tot onder de zoutlagen.
  • Het grootste deel van Brazilië ligt in de tropen. Een klein deel ligt in de subtropen. Verschillende klimaten door: breedteligging, druk- en windsystemen, zeestromen en gebergten.
  • Het noorden van Brazilië ligt dicht bij de evenaar: tropisch regenwoudklimaat (Af). Kenmerken: warm (tussen 20 en 30°C), gemiddelde temperatuur in de koudste maand >18°C. Nat (2000 tot 3000 mm per jaar), droogste maand >60 mm neerslag. Midden Brazilië: savanneklimaat (Aw). Kenmerken: warm (gemiddelde temperatuur in de koudste maand >18°C). Droog seizoen in de winterperiode van juni tot augustus (<60 mm neerslag).
  • In de tropen staat de zon het hele jaar bijna loodrecht boven het aardoppervlak. Het land warmt op --> vocht verdampt --> de vochtige lucht stijgt op --> het vocht condenseert --> er ontstaan stijgingsregens. Aan het oppervlak ontstaat een lagedrukgebied: de intertropische convergentiezone (ITCZ). Eind december (zomer in Brazilië) staat de zon loodrecht boven de zuidelijke keerkring (23,5°ZB). De ITCZ en de stijgingsregens liggen ook zuidelijker. Maar niet boven de oceaan en langs de Braziliaanse oostkust (de zee warmt niet zo sterk op). Het midden van Brazilië is nat, het noorden iets droger.
  • In juli (winter in Brazilië) staat de zon loodrecht boven de keerkring op het noordelijk halfrond. De ITCZ en de stijgingsregens liggen boven het noorden van Brazilië. Het noorden van Brazilië is nat, het midden en zuiden zijn droger. Gebieden die een groot deel van het jaar te maken hebben met de ITCZ: tropisch regenwoudklimaat. Gebieden met een afwisseling van een natte zomer en droge winter: savanneklimaat.
  • Op zee ten noordoosten en ten zuidoosten van Brazilië liggen 2 hogedrukgebieden. Winden waaien van deze gebieden naar het lagedrukgebied (ITCZ). Juni tot augustus (winter): lucht stroomt van hogedrukgebied ten zuidoosten van Brazilië naar de ITCZ in het noorden van het land: zuidoostpassaat. Vochtige wind door warme zee, veel regen aan zuidoostkust. December tot februari (zomer): lucht stroomt van hogedrukgebieden ten noordoosten van Brazilië naar de ITCZ in het zuiden van het land: noordoostpassaat. Vochtige wind door warme zee, veel regen aan noordkust en in het midden van het land.
  • Het noordoosten van Brazilië heeft een steppeklimaat. Komt door ligging van de bergen (Serra do Mar). Zeewind (zuidoostpassaat) moet opstijgen als deze aan land komt. Zuidoostkant Serra do Mar = loefzijde met stuwingsregens (regenwoudklimaat). Noordwestkant Serra do Mar = lijzijde met regenschaduw en droog weer (steppeklimaat). Gebieden met minder dan 400 mm regen per jaar en veel verdamping: woestijnklimaat.
  • Het zuiden van Brazilië ligt verder van de evenaar: koeler (gemiddelde temperatuur in de koelste maand <18°C), groter temperatuurverschil tussen zomer en winter en onder invloed van zuidoostpassaat: gematigd zeeklimaat (Cf). Noordelijke deel: in de wintermaanden wat droger (Cw) doordat de ITCZ ver weg is en het hogedrukgebied van de oceaan zich ook over land uitstrekt.
  • Brazilië heeft verschillende ecosystemen: wisselwerking tussen planten, dieren, water, bodem en atmosfeer.
  • Tropisch regenwoud (selva) in en rond Amazonebekken. Kermerken: tropisch regenwoudklimaat, hoge luchtvochtigheid en veel neerslag, regen ontstaat door aanvoer van zee (oostenwind), verdamping (evaporatie) vanaf planten en uit rivieren en door afgifte van vocht door bomen en planten (transpiratie). Grote biodiversiteit: veel dieren, planten en micro-organismen. Deel regenwoud heeft dichte begroeiing met etages. Andere delen: licht en lager tropisch woud, bos langs rivieren dat in het regenseizoen onder water staat en nieuw bos op plekken waar bos gekapt is.
  • Mangroven langs de vlakke en lage Atlantische kust in Noordoost-Brazilië. Kenmerken: tropisch bos dat is aangepast aan zout water, wortels staan in ondiep zout water of op zoute grond, tussen wortels leven veel dieren.
  • Atlantisch regenwoud (Mata Atlantica) aan zuidoostelijke kust van Brazilië. Kenmerken: ver van evenaar af (bijzonder), dicht bos met veel mossen op takken en stammen, veel neerslag door aanlandige wind en stuwingsregen in Serra do Mar (meer dan 2000 mm per jaar).
  • Savannen in tropische gebieden met een droge tijd (groot deel van het Hoogland van Brazilië). Grote biodiversiteit. 3 soorten savannen: cerrado (boomsavanne), llanos (grassavanne) en caatinga (doornstruiksavanne).
  • cerrado (boomsavanne) (Hoogland van Brazilië). Kenmerken: mix van bomen, struiken en grassen, bomen minder hoog dan in tropisch regenwoud, verschil tussen droge en natte tijd: In de droge tijd (april-september) verdort de natuur (bleke, bruine kleuren, bladeren vallen af). Soms zijn er natuurbranden. In de natte tijd ziet alles er groen uit.
  • llanos (grassavanne) (noorden van Brazilië, dicht bij Venezuela en Colombia). Kenmerken: grassavanne met hier en daar bomen, iets minder neerslag dan de cerrado.
  • caatinga (doornstruiksavanne) (noordoostelijke deel van Brazilië). Kenmerken: drogere, steppeachtige savanne, doornstruiken, grassen, paar bomen, cactussen, lange droge tijd, per jaar tussen 250 en 800 mm regen, verschil tussen droge en natte tijd: In de droge tijd verdort de natuur. In de natte tijd ziet alles er groener uit.
  • Pantanal: Moerasgebied langs de grens met Bolivia en Paraguay. Kenmerken: laaggelegen, vlak gebied met bomen, struiken, grassen. in de regentijd staat het onder water, doordat er meer regenwater wordt aangevoerd dan dat er weg kan stromen, bijzonder ecosysteem door jaarlijkse overstromingen.
  • De Amazone vormt het grootste stroomgebied van Brazilië. Kenmerken rivier: zeer breed, vertakkingen en honderden zijrivieren, hoog debiet (afvoer per seconde). Regiem (verdeling van de waterafvoer over een jaar) wordt bepaald door neerslag en verdamping (belangrijk is ITCZ). Brazilië heeft nog meer afwateringssystemen (wel kleiner). In Brazilië is een overvloed aan zoet watergebruik: opwekking elektriciteit, drinkwater, irrigatiewater, grondstof.
  • Veel tropische bodems in Brazilië zijn niet zo vruchtbaar. Ze hebben vaak een dunne humuslaag of zijn sterk uitgespoeld. Latosolen zijn bovenin rijker aan ijzer- en aluminiumverbindingen, die door tekort aan humuszuren niet uitspoelen. Het Hoogland van Brazilië heeft veel oud en verweerd gesteente, met weinig voedingsstoffen.