Bodem

Cards (73)

  • bodem: bovenste gedeelte van aardkorst waarin planten wortelen en waarin geologisch uitgangsmateriaal (moedermateriaal) fysisch, chemisch en antropogeen veranderd
  • vaste fase: minerale delen en organische stoffen
    • veel organisch stof, weinig minerale gronden
  • vloeibare fase: water met opgeloste zouten en organischt stoffen
    • hoge porositeit door bodemdieren en aggregaten
  • gasfase: gassen die in de bodem zitten
  • porositeit: volumefractie van porien in de bodem waar lucht en water in kan zitten
  • aggregaten: dichte clusters van vaste delen met daartussen relatief veel ruimte
  • primaire mineralen: mineralen die afkomstig zijn uit het geologisch bepaalde uitgangsgesteente van bodem
  • secundaire mineralen: in de bodem gevormde mineralen ontstaan ddoor verwering van primaire mineralen
  • minerale bodem: bodem met relatief veel mineralen
  • residuaire bodem: bestaat uit secundaire mineralen en (geerfde) primaire mineralen afkomstig van ter plekke verweerd gesteente
  • bodemtextuur: korrelgrootteverdeling van minerale deeltjes
    • grind: > 2mm
    • zand: 0.05-2mm
    • silt: 0.002-0.05mm
    • klei: <0.002mm
  • textuurklassen: bepaald door massaverhoudingen van verschillende bodemdeeltjes
  • textuurdriehoek: gebruikt om textuurklasse te vinden
  • bodem wordt bepaald door bodemvormende factoren
  • bodemvormendefactoren: moedermateriaal, heersend klimaat, topografische ligging, aanwezige planten en dieren, en tijd
  • bodemhorizonten: horizontale lagen onder bodemoppervlak die bepaalde mineralogische, fysische en chemische eigenschappen hebben die verschillen van moedermateriaal
  • bodemprofiel: aantal bodemhorizonten boven elkaar die ontstaan door langdurig gelijke externe omstandigheden
  • geogenese: geologische processen in bodem
  • pedogenese: bodemvormende processen in bodem
  • verwering: afbraak van gesteente die aan of nabij het aardoppervlak voorkomen
  • fysische verwering: verkruimelt gesteente maar verandert mineralogie niet
    • oppervlaktevergroting zorgt voor versterking van chemische verwering
  • fysische verwering gevolg van
    • drukontlasting
    • sterke temperatuurfluctuaties
    • kryoturbatie
    • plantenwortels
    • kristalgroei
  • chemische verwering: door oplossing in water en chemische inwerking van water, zuren en zuurstof verandert chemische samenstelling van primaire mineralen in secundaire mineralen
  • intensiteit van chemische verwering neemt toe bij
    • groter contactoppervlak
    • grotere vochtigheid
    • hogere temperaturen
    • lagere pH
  • verschillende soorten chemische verwering
    • oplossing in water
    • inwerking van zuren
    • oxidatie
  • humuslaag: donkergekleurde laag met verteerde organische resten
  • humus ontstaat door bodemdieren en schimmels die organisch materiaal afbreken
  • mineralisatie: omzetten van organische stoffen in anorganische stoffen
  • hoeveelheid humus hangt af van bodemkundige, klimatologische en landbouwkundige omstandigheden
  • humusvormen
    • mor: dikke strooisellaag van > 5 cm, slecht verteerd organisch materiaal
    • moder: dunnere strooisellaag van 2-5 cm met veel bolvormige en trosvormige humus door niet-grond etende bodemdieren
    • mull: veel gravende bodemdiertjes zorgen voor innige vermenging van humus met minerale deeltjes door grond etende bodemdieren
    • amorfe: onherkenbare plantenresten met veel organische zuren dankzij schimmels
  • bodemstructuur: manier waarop bodemdeeltjes zich in aggregaten hebben verenigd en de manier waarop de aggregaten in de ruimte zijn gerangschikt
  • bodem met pedale structuur bevat veel aggregaten met daarin kleine porien en daartussen grote porien
  • bodem met apedale structuur bevat alleen kleine porien
  • ideale bodem is een PHDP: permanent, heterogeen, doorlopend porienstelsel
  • aggregaten
    • granulairen en kruimels
    • afgerond blokkig
    • scherphoekig blokkig
    • platig
    • scherphoekig prisma
  • bodemstructuur is resultante van structuuropbouw en structuurverval
  • structuuropbouw: processen die het aaneenkitten van elementaire bestanddelen of ontstaan van breukvlakken aggregaten bevorderen
  • klei: grote blokkige of prismatische structuurelementen
  • bodemdieren zorgen voor biologische homogenisatie: vermengen bodemdeeltjes
  • structuurstabiliteit heeft betrekking op inwendige (weerstands)krachten die gevormde aggregaten en porien in stand houden