bodem: bovenste gedeelte van aardkorst waarin planten wortelen en waarin geologisch uitgangsmateriaal (moedermateriaal) fysisch, chemisch en antropogeen veranderd
vaste fase: minerale delen en organische stoffen
veel organisch stof, weinig minerale gronden
vloeibare fase: water met opgeloste zouten en organischt stoffen
hoge porositeit door bodemdieren en aggregaten
gasfase: gassen die in de bodem zitten
porositeit: volumefractie van porien in de bodem waar lucht en water in kan zitten
aggregaten: dichte clusters van vaste delen met daartussen relatief veel ruimte
primaire mineralen: mineralen die afkomstig zijn uit het geologisch bepaalde uitgangsgesteente van bodem
secundaire mineralen: in de bodem gevormde mineralen ontstaan ddoor verwering van primaire mineralen
minerale bodem: bodem met relatief veel mineralen
residuaire bodem: bestaat uit secundaire mineralen en (geerfde) primaire mineralen afkomstig van ter plekke verweerd gesteente
bodemtextuur: korrelgrootteverdeling van minerale deeltjes
grind: > 2mm
zand: 0.05-2mm
silt: 0.002-0.05mm
klei: <0.002mm
textuurklassen: bepaald door massaverhoudingen van verschillende bodemdeeltjes
textuurdriehoek: gebruikt om textuurklasse te vinden
bodem wordt bepaald door bodemvormende factoren
bodemvormendefactoren: moedermateriaal, heersend klimaat, topografische ligging, aanwezige planten en dieren, en tijd
bodemhorizonten: horizontale lagen onder bodemoppervlak die bepaalde mineralogische, fysische en chemische eigenschappen hebben die verschillen van moedermateriaal
bodemprofiel: aantal bodemhorizonten boven elkaar die ontstaan door langdurig gelijke externe omstandigheden
geogenese: geologische processen in bodem
pedogenese: bodemvormende processen in bodem
verwering: afbraak van gesteente die aan of nabij het aardoppervlak voorkomen
fysische verwering: verkruimelt gesteente maar verandert mineralogie niet
oppervlaktevergroting zorgt voor versterking van chemische verwering
fysische verwering gevolg van
drukontlasting
sterke temperatuurfluctuaties
kryoturbatie
plantenwortels
kristalgroei
chemische verwering: door oplossing in water en chemische inwerking van water, zuren en zuurstof verandert chemische samenstelling van primaire mineralen in secundaire mineralen
intensiteit van chemische verwering neemt toe bij
groter contactoppervlak
grotere vochtigheid
hogere temperaturen
lagere pH
verschillende soorten chemische verwering
oplossing in water
inwerking van zuren
oxidatie
humuslaag: donkergekleurde laag met verteerde organische resten
humus ontstaat door bodemdieren en schimmels die organisch materiaal afbreken
mineralisatie: omzetten van organische stoffen in anorganische stoffen
hoeveelheid humus hangt af van bodemkundige, klimatologische en landbouwkundige omstandigheden
humusvormen
mor: dikke strooisellaag van > 5 cm, slecht verteerd organisch materiaal
moder: dunnere strooisellaag van 2-5 cm met veel bolvormige en trosvormige humus door niet-grond etende bodemdieren
mull: veel gravende bodemdiertjes zorgen voor innige vermenging van humusmet minerale deeltjes door grond etende bodemdieren
amorfe: onherkenbare plantenresten met veel organische zuren dankzij schimmels
bodemstructuur: manier waarop bodemdeeltjes zich in aggregaten hebben verenigd en de manier waarop de aggregaten in de ruimte zijn gerangschikt
bodem met pedale structuur bevat veel aggregaten met daarin kleine porien en daartussen grote porien
bodem met apedale structuur bevat alleen kleine porien
ideale bodem is een PHDP: permanent, heterogeen, doorlopendporienstelsel
aggregaten
granulairen en kruimels
afgerond blokkig
scherphoekig blokkig
platig
scherphoekig prisma
bodemstructuur is resultante van structuuropbouw en structuurverval
structuuropbouw: processen die het aaneenkitten van elementaire bestanddelen of ontstaan van breukvlakken aggregaten bevorderen
klei: grote blokkige of prismatische structuurelementen
bodemdieren zorgen voor biologische homogenisatie: vermengen bodemdeeltjes
structuurstabiliteit heeft betrekking op inwendige (weerstands)krachten die gevormde aggregaten en porien in stand houden