Een zonnecel zet de stralingsenergie van zonlicht om in elektrische energie.
Een windmolen zet de bewegingsenergie van stromende lucht om in elektrische energie.
Een gasfornuis zet de chemische energie van aardgas om in warmte.
Fossiele brandstoffen (91,4%) bevatten chemische energie.
Aardolieproducten worden in de transport gebruikt.
Aardgas wordt gebruikt voor het verwarmen van gebouwen en in elektriciteitscentrales.
Steenkool wordt in enkele elektriciteitscentrales gebruikt.
Biomassa (4,5%) is materiaal dat van planten en dieren afkomstig is (snoei- en afvalhout, plantenresten, mest, koolzaad en maïs). Het levert chemische energie.
Mest kun je in een biogasinstallatie vergisten. Hierbij ontstaat een gasvormig product: biogas. Je kunt het voor dezelfde doelen als aardgas gebruiken.
De bewegingsenergie van de wind (1,7%) wordt omgezet in elektrische energie.
Sommige atoomkernen, zoals die van uranium, kun je splijten. Daarbij komt energie vrij in de vorm van warmte. Die wordt in een centrale gebruikt om stoom van te maken. In die centrale wordt bewegingsenergie omgezet in elektrische energie.
De zon (1,6%) is een bron van stralingsenergie. Een zonnecollector zet de stralingsenergie om in warmte waarmee water wordt verhit. Zonnecellen zetten stralingsenergie om in elektrische energie.
Voor de winning van aardwarmte (0,2%) worden twee putten gebruikt. Via de eerste put wordt heet grondwater uit de diepte omhooggepompt. Het hete grondwater wordt door een warmtewisselaar geleid, waar het een deel van zijn warmte aan koud water afgeeft. Het wordt via de tweede put weer terug de bodem ingepompt.
Er moet een nieuw energiesysteem komen met: duurzameenergiebronnen, efficiëntenergiemanagement, grootschaligeenergieopslag en lokaleproductie van energie.