Er lekt voortdurend warmte weg door geleiding, stroming en straling.
Bij geleiding verspreidt warmte zich door een stof. Dat komt doordat de moleculen in de stof met elkaar botsen. Daarbij geven ze hun bewegingsenergie aan elkaar door. Zo verspreidt de warmte zich van de plaats waar de temperatuur het hoogst is naar waar de temperatuur lager is.
Als je een vloeistof of gas verwarmt, kan er een stroming (convectie) ontstaan. De lucht bij de kachel krijgt een hogere temperatuur, zet uit en krijgt zo een kleinere dichtheid. De verwarmde lucht stijgt daardoor op en neemt de warmte met zich mee. Verderop koelt de lucht af en daalt weer.
Alles straalt straling uit. Kleine pakketjes stralingsenergie verplaatsen zich naar de omgeving. Hoe hoger het temperatuurverschil tussen een voorwerp en de omgeving, hoe meer stralingsenergie het voorwerp uitzendt.
Warmte verspreidt zich van de plaats met de hoogste temperatuur naar plaatsen met een lagere temperatuur.
De temperatuur zal niet steeds verder stijgen. Dat komt doordat het warmteverlies ook toeneemt als de temperatuur stijgt. Op een gegeven moment zijn bij een hogere temperatuur warmteproductie en warmteverlies opnieuw in evenwicht. Er bestaat een dynamischevenwicht: het evenwicht stelt zich bij elke verandering opnieuw in.
Isoleren mogelijkheden: hr++ of hr+++ glas, spouw vullen met isolatiemateriaal, daken en vloeren isoleren, leidingen isoleren, kieren dichten met tochtstrip.