deel 1

    Cards (10)

    • hoe groter cs van een stof, hoe groter de warmtehoeveelheid die wordt opgenomen / afgestaan door de stof
    • lagere specifieke warmtecapaciteit warmt op en koelt af sneller --> het neemt minder energie om de temperatuur te veranderen --> vb. bij ijzer maar 448 J toevoegen om 1 °C te stijgen per kg
    • stof: zuiver element: Q = m * cs * delta thèta
      systeem: Qsys = Csys * delta thèta --> hoeveel warmte gaat er naar stof 1 en hoeveel naar stof 2
    • Qsys = Q1 + Q2 --> maar delta thèta is voor het hele systeem hetzelfde
    • Qsys = Csys * delta thèta
      Csys = cs,1 * m1 + cs,2 * m2 + ... --> de temperatuurverandering is voor alle stoffen gelijk vanwege het thermisch evenwicht tussen de stoffen
    • warmtecapaciteit van een systeem = hoeveelheid warmte nodig om een voorwerp met 1 K of 1 °C te doen stijgen --> voorwerpeigenschap
      de mogelijkheid om warmte op te nemen of af te staan --> ze geeft aan hoeveel energie nodig is om bij een systeem een temperatuurverandering van 1 °C te veroorzaken
    • hoeveelheid warmte afhankelijk van:
      • voorwerp
      • temperatuurstijging
    • een systeem met een constante massa en begintemperatuur zal door de opgenomen warmte opwarmen tot een eindtemperatuur
    • Q > 0 --> warmte opnemen, temperatuur stijgt
      Q < 0 --> warmte afstaan, temperatuur daalt
    • Bij stroming verplaatsen de deeltjes zich omwille van een verschil in massadichtheid. Bij een vaste stof zitten de deeltjes vast in een roosterstructuur, er vindt dus geen transport van materie (= deeltjes plaats). In vaste stoffen kan dus geen stroming optreden
    See similar decks