Als één van de twee evenwijdige rechten een vlak snijdt, dan snijdt de andere rechte ook dat vlak.
Als een rechte evenwijdig is met een vlak, dan ligt de rechte die door een punt van dat vlak gaat en evenwijdig is met de gegeven rechte volledig in dit vlak.
Als een rechte a niet in een vlak ligt, maar evenwijdig is met rechte b van dat vlak, dan is de rechte a evenwijdig met het vlak.
Als twee rechten evenwijdig zijn met eenzelfde derde rechte, dan zijn ze onderling evenwijdig.
Als een vlak één van de twee evenwijdige vlakken snijdt, dan snijdt het ook het andere vlak en zijn de snijlijnen evenwijdig.
Twee vlakken zijn evenwijdig als tweesnijdenderechten van het ene vlakevenwijdig zijn met twee snijdenderechten van het ander vlak.
Een vlak wordt bepaald door
drie niet-collineaire punten
eenrechteeneenpuntbuitendierechte
tweesnijdenderechten
tweestriktevenwijdigerechten
vlak
deel van de ruimte, onbegrensd in alle richtingen
axioma
bewering waarvan je de waarheid accepteert, zonder verder bewijs
voorbeeld axioma: drie niet-collineaire punt bepalen juist één vlak
voorbeeld axioma: een rechte, die twee punten gemeenschappelijk heeft met een vlak, ligt in dat vlak
middenparallel
lijnstuk door de middens van twee zijden van een driehoek en is evenwijdig met derde zijde