P2; functionele histologie

Cards (50)

  • Kupffercellen: onderdeel van monocucleaire fagocytensysteem van het lichaam.
  • Epitheelcellen zijn mechanisch sterk aan elkaar gehecht, waardoor er geen plaats is voor bloedvaten en extracellulaire matrix.
  • Epitheelcellen hebben een polariteit, waarbij de apicale pool meestal aan een ruimte grenst en de laterale grenzen aan naburige cellen en de basale cellen altijd op een basale lamina staan.
  • Epitheelia bekleden de oppervlakken en holten van het lichaam en spelen dus een rol bij bescherming en transport.
  • Epitheelcellen kunnen zich specialiseren in absorptie (apicaal) en transcytose, nemen dus stoffen op (darmepitheel) en geven stoffen door aan onderliggend weefsel (endotheel van bloedvaten).
  • Epitheel heeft een groot regeneratievermogen, waardoor de cellen een korte celcyclus hebben (maag) en er veel stamcellen aanwezig zijn in epitheel.
  • Elk epitheel wordt ten opzichte van onderliggend weefsel begrensd door een basale lamina, soms verdikt tot een basaalmembraan met collagene vezels van collageen type III.
  • De basale lamina bestaat uit collageen type IV en laminine, gesynthetiseerd door het epitheel, waardoor een stevige hechting tussen het epitheel en het onderliggende weefsel ontstaat.
  • Epitheel heeft geen bloedvaten, het wordt gevoed vanuit het onderliggende weefsel, waarbij de basale lamina als filter optreedt.
  • Histologie is weefselleer.
  • Functionele histologie van het duodenum omvat de dunne darm, die uit duodenum, jejunum en ileum bestaat.
  • In de wand van het duodenum verenigen zich de galwegen en de ductus pancreaticus waardoor het voedsel vermengd wordt met spijsverteringssappen, dat zorgt voor het verkleinen van vetten en het neutraliseren van sappen uit de maag.
  • De dunne darm maakt ook sappen aan en die zorgen ervoor dat voedingsstoffen worden opgenomen in de dunne darm en worden afgevoerd via de lymfe en bloed (poortadersysteem) naar de lever.
  • Het grootste deel van de voedingsstoffen wordt in het jejunum opgenomen.
  • Door de grote oppervlakte van het duodenum wordt de opname van voedingsstoffen in het bloed bevorderd.
  • Darmvlokken, vili en microvili vergroten het oppervlak en zijn daarom voorzien van veel bloedvaten.
  • In de crypt wordt het hormoon CCK door entero-endocriene cellen (I-cellen) afgegeven in het bloed met als functie de pancreas stimuleren voor het verteren van voedingsstoffen en het emulgeren van vetten.
  • Deep in de crypten liggen Paneth cellen, die de weerstand van de dunne darm versterken door de afgifte van het antibacteriële enzym lysozym.
  • Helemaal onderin de crypten zijn snel delende stamcellen gelegen van waaruit verschillende epitheliale cellen differentiëren.
  • Bètacellen: produceren insuline.
  • Ductus (afboerbuis) komt uit in duodenum.
  • Serosa: dunne bindweefsellaag aan de buitenkant (basaal).
  • Gladde spiercellen in de darmvilli zorgen ervoor dat deze afwisselend kunnen verkorten en verlengen.
  • Goblet Cells: slijmbekercellen, vormen slijm.
  • Enterocyt: resorberende cel van het darmepitheel met microvili/brushborder.
  • Feedback loop.
  • Villus: slijmvliesplooi, bestaat uit rijk stelsel van bloed- en lymfevaten.
  • Submucosa: bevat bloed en lymfevaten.
  • Muscularis externa: bevat longitudinale en circulaire spierlaag.
  • Entero-endocriene cel: cellen die hormonen produceren (CCK en GIP).
  • CCK stimuleert afgifte insuline door endocriene pancreas.
  • Tussen de Eilandjes ligt een netwerk van haarvaten verantwoordelijk voor opname en transport van producten uit endocriene cellen.
  • CCK afgegeven in bloed door duodenum en jejunum in respons op eiwitproducten en vetten.
  • Lamina propria: opvulcellen in mucosa, bindweefsel dat het epitheel op zijn plek houdt.
  • Muscularis mucosae: grens tussen mucosae en submucosae, dunne band van glad spierweefsel direct onder de crypten, die zich aftakt in de lamina propria van de villi.
  • Deltacellen: produceren somatostatine.
  • Plexus van Auerbach: deel van ENS met knooppunten van ANS, in muscularis externa tussen de twee spierlagen in.
  • Alfacellen: produceren glucagon.
  • Exocriene pancreas: afgifte van enzymen (amylase, protease, lipase) onder invloed van hormonen.
  • Longitudinale spierlaag: maakt darm korter, buiten de circulaire spierlaag, dwars aangesneden en dunner.