Voedselzekerheid is dat iedereen in staat moet zijn om genoeg voedsel van voldoende kwaliteit te eten
kwantitatieve honger: de hoeveelheid voedsel (kwantiteit) is niet voldoende
kwalitatieve honger: er zitten te weinig vitaminen en mineralen in het voedsel die het lichaam beschermen tegen ziekten
Voedsel wordt door ontwikkelingen in de transporttechnologie op mondiale schaal vervoerd. Er is sprake van globalisering
Boeren produceren ze voor de wereldmarkt en om zoveel mogelijk winst te maken. Dit heet commerciële landbouw
Voorwaarde 1: er bestaat complementariteit tussen gebieden. Gebied A heeft bijvoorbeeld voedseloverschotten en gebied B voedseltekorten
Volgens de theorievanUllman vindt het transport van voedsel over de wereld alleen plaats als is voldaan aan drie voorwaarden.
Voorwaarde 2: reistijd, reiskosten en de hoeveelheid moeite die het kost om voedsel te transporteren bepalen de transporteerbaarheid van voedsel. Door slechte infrastructuur is dat soms niet mogelijk
Voorwaarde 3: er mogen geen tussenliggende mogelijkheden tussen koper en verkoper liggen, want dan gaat het voedsel naar het dichterbij gelegen gebied
De wereldhandel verloopt niet altijd eerlijk. Dat komt voor een groot deel door de handelspolitiek van de rijke landen. Als een Ethiopische graanboer zijn graan op de wereldmarkt wil verkopen, moet hij concurreren met boeren van over de hele wereld. Maar het graan van boeren uit rijke landen is vaak goedkoper. Dat heeft verschillende redenen
Reden 1: boeren in rijke lanen krijgen vaak landbouwsubsidies: geld van de overheid om ze te helpen bij investeringen. Hierdoor kunnen ze goedkoper en een betere kwaliteit produceren.
● Reden 2: boeren in rijke landen worden beschermd door hoge standaarden en door tariefmuren. Dat zijn extra invoerbelastingen om je producten in bijvoorbeeld de EU of de VS te verkopen
Er zijn steeds minder tariefmuren: steeds vaker wordt de handel overgelaten aan de wetten van vraag en aanbod. Dit noem je vrijhandel
Reden 3: er kan sprake zijn van dumping van graan uit rijke landen in arme landen. De aangeboden producten zijn dan zo goedkoop, dat ze de landbouw in het arme land verstoren. De boer in het arme land verdient minder en het arme land kan daardoor afhankelijker worden van voedsel uit het buitenland.
De Groene Revolutie zorgde voor grotere landbouwopbrengsten door High Yielding Varieties (gewassoorten met een hoge opbrengst) in te zaaien.
genetisch gemanipuleerd voedsel: je sleutelt aan het DNA van voedselgewassen zodat ze sneller geoogst kunnen worden, beter tegen ziekten, droogte of zout kunnen of bepaalde vitamines bevatten
In de neerslag is er meer variatie: de schommelingen in de hoeveelheid neerslag in een jaar, het neerslagregiem, is groot
Als de kiremt uitblijft, komt de voedselvoorziening van Ethiopië in gevaar
Ze doen vanwege de infrastructuur en de culturele traditie die de grondbezitverhoudingen bepaalt niet aan grootschalige landbouw
De productiviteit per hectare is wel flink gestegen, maar als gevolg van de bevolkingsgroei daalt de opbrengst per inwoner alsnog.
Eens in de paar jaar kom in Ethiopië een voedselcrisis voor als gevolg van droogte en conflicten. Er heerst dan hongersnood
als het regent, spoelt het bovenste, vruchtbare laagje van de bodem de helling af, waardoor de kwaliteit van de bodem afneemt: bodemdegradatie
In Ethiopië is geen sprake van goodgovernance
Ethiopië is en was betrokken bij veel territorialeconflicten. Dit helpt niet bij het voeren van goed beleid
Ook vrouwen en kinderen leiden vaker honger. Dit heeft te maken met de grootfamilie met een traditionele arbeidsverdeling in klassen. Mannen staan daarin boven vrouwen
Mannen staan boven vrouwen. Dit noem je sociale stratificatie
Er is sprake van sociaaleconomische stratificatie: de indeling van de bevolking op basis van inkomen
In droge gebieden is droogtelandbouw met droogteresistente gewassen een kleinschalige maar goede optie
In vochtige gebieden: beleid tot meer commercialisering en vergroten productiviteit door regionale specialisatie
Landhervormingen met behulp van landcertificaten lijkt een succesvol beleid te zijn.
nationale overheden, bedrijven en hulporganisaties, ook wel bekend als non-gouvernementeleorganisaties (ngo’s)
De FAO (Food and Agriculture Organization) is wereldwijd een belangrijke hulpgever
Bij de hulp is niet altijd sprake van coherentbeleid: soms wordt iets met de ene hand gegeven en met de andere teruggepakt, zoals het geven van voedselhulp naast dumping.
noodhulp: hulp bij natuurrampen, conflicten en hongersnoden. Door noodhulp blijven mensen in leven. Een voorbeeld is voedselhulp.
Programmahulp is gericht op de lange termijn en om een onderdeel van de samenleving, zoals het opleiden van artsen om kindersterfte tegen te gaan
Projecthulp is kleinschaliger, voor een bepaalde periode en gericht op een specifiek thema