Module 4 :Immuniteit

Cards (53)

    1. Een goed werkend immuunsysteem beschermt het lichaam tegen het binnendringen van lichaamsvreemde stoffen en cellen
  • Een goed werkend immuunsysteem bestrijdt pathogenen/ziekteverwekkers en kankercellen
  • Een goed werkend immuunsysteem reageert ongewenste stoffen
  • Een goed werkend immuunsysteem verwijdert dode cellen
  • Het niet specifieke of aangeboren immuniteit is het verdedigingsmechanisme van het lichaam tegen het binnendringen van pathogenen in de weefsels
  • Het niet specifieke of aangeboren immuniteit hun cellen en moleculen reageren als eerste bij een infectie
  • Het specifieke immuniteit komt in actie als het niet-specifieke immuniteit niet voldoende is
  • Het specifieke immuniteit hun cellen en moleculen richten zich specifiek op 1 bepaalde ziekteverwekker
  • Er ontstaan geheugencellen bij het specifiek immuunsysteem die zorgen voor een snellere reactie bij een volgende keer
  • Het specifiek en het niet-specifiek immuunsysteem werken heel nauw samen
  • In de eerste verdedigingslijn zit de opperhuid, dat is de bovenste laar huid en die is gevormd door dode cellen. Zij vormen een fysieke barrière
  • De chemische barrière is gemaakt door de huid die bedekt is met een zuurmantel. De zuurmantel is ontstaan door de productie van talg en zweet.
  • In de eerste verdedigingslijn zitten ook de slijmvliezen, zij vormen een verdediging aan de binnenkant van het lichaam
  • Het slijmvlies is een aaneengesloten laag van epitheelcellen
  • Het epitheel bestaat uit verschillende celtypes. De eerste produceert het slijm dat zodat de ziekteverwekkers het moeilijk krijgen om binnen te dringen. Er wordt een fysieke barrière gevormd
  • Het epitheel bestaat uit verschillende celtypes. De tweede die wordt gevormd is de chemische barrière die wordt gevormd. De stoffen zoals zouten, enzymen en afweerstoffen kunnen de ziekteverwekkers vernietigen.
  • Het epitheel bestaat uit verschillende celtypes. De derde zijn de trilharen in het slijmvlies. Die voeren het slijm, samen met de cellen en stoffen die erin zijn opgevangen af.
  • Niezen zorgt er ook voor dat slijm uit het lichaam wordt verwijdert
  • Het specifiek microbioom van de slijmvliezen zorgen dat de groei van andere micro-organismen wordt afgeremd
  • De tweede verdedigingslijn bevat antigenen in het lichaam. Zij komen in actie als de eerste verdedigingslijn faalt en de ziekteverwekkers kunnen binnendringen in de weefsels
  • Antigenen komen voor op de pathogenen
  • Een antigeen is een molecule dat door het immuunsysteem herkend kan worden
  • Een antigeen is makkelijk bereikbaar als het in het bloed of in de lymfe zit. Een antigeen is moeilijk bereikbaar als het binnen in een cel zit.
  • Om het immuunsysteem te informeren over wat er in de cel gebeurt beschikken cellen over speciale eiwitten om aan te tonen wat er in de cel gebeurt.
  • Als de eiwitten lichaamseigen moleculen aantonen, dan laat het immuunsysteem de cel met rust
  • Als de eiwitten antigenen aantonen of te weinig eiwitten bevatten, dan zijn het geinfecteerde cellen of kankercellen en dan schiet het immuunsysteem in actie.
  • De immuunreactie die de antigenen opwekken, gaat meestal gepaard met een ontsteking. Dat is een complexe reactie van het lichaam op schade
  • Bij een infectie worden er cytokines vrijgesteld. Cytokines zijn kleine eiwitten doe zorgen voor communicatie tijdens de immuunreactie.
  • In het geval van een ontsteking veroorzaken de cytokines dat de bloedvaten meer doorlaatbaar worden , waardoor het makkelijker is voor de immuuncellen om zich naar de plaats van de ontsteking te verplaatsen
  • Een ontsteking heeft 5 kenmerken. De eerste is zwelling omdat er meer vocht naar de plaats van de ontsteking stroom.
  • Een ontsteking heeft 5 kenmerken. De tweede is roodheid omdat er meer bloed aanwezig is.
  • Een ontsteking heeft 5 kenmerken. De derde is warmte
  • Een ontsteking heeft 5 kenmerken. De vierde is pijn omdat de vochtopstameplingen zorgt voor druk en de stoffen de zenuweinden gevoeliger maken voor pijnprikkels
  • Een ontsteking heeft 5 kenmerken. De vijfde is functieverlies op in het getroffen lichaamsdeel ,dat ontstaat door de zwelling en de pijn
  • De tweede verdedigingslijn bevat de antigenen en het lymfatisch systeem. Het lymfatisch systeem is een orgaansysteem dat deel uitmaakt van het immuunsysteem en de functies van het bloedvatenstelsel aanvult.
  • Het lymfatisch systeem bestaat uit een groot netwerk van lymfevaten, lymfeknopen en lymfoïde weefsels en organen. De lymfe wordt vervoerd via de lymfevaten.
  • De lymfevaten verbinden verschillende lymfoïde weefsels en organen in het lichaam. Voorbeelden van lymfoïde organen zijn het beenmerg, de thymus, de lymfeknopen, de milt en de amandelen. Ze bestaan grotendeels uit lymfoïde weefsels. Er zijn nog andere plaatsen waar die weefsels voorkomen zoals de luchtwegen, de slijmvliezen van de darm,...
  • Het beenmerg maakt vanuit stamcellen alle bloedcellen aan.
  • De rode bloedcellen zijn erytrocyten. Deze zorgen voor het vervoer van het zuurstofgas naar de cellen.
  • Zonder zuurstofgas kunnen de cellen en organen niet goed werken en word je moe