Thema 5 & 6

Cards (19)

  • Aanvankelijk werd Athene bestuurd door een koning. Die had alle macht.
    In de 8ste eeuw v.C. nam een elite van grondbezitters de macht in handen: aristocratie. In de volgende eeuwen werd Athene een handelspolis. Sommige burgers werden als ambachtsman of handelaar rijk. Die rijke burgers moesten als hopliet meevechten in het leger, maar hadden aanvankelijk geen inspraak in het bestuur van de polis. Daarmee waren ze niet tevreden. Om spanningen te vermijden kregen rijke burgers vanaf de 6de eeuw v.C. wél politieke inspraak.
  • Zo evolueerde de Atheense bestuursvorm: steeds meer burgers vochten mee in het leger en kregen inspraak in het bestuur.
    In 508 v.C. werd Athene een democratie. Voortaan werden alle burgers betrokken in de politiek.
  • Alle burgers maakten deel uit van de Volksvergadering. Daar bespraken en stemden ze wetten. De Volksvergadering vormde dus de wetgevende macht.
    Magistraten voerden de besluiten van de Volksvergadering uit. Elk jaar werden burgers door loting aangeduid om openbare functies op te nemen. Alleen de strategen, de top van de magistraten, werden via verkiezingen door de Volksvergadering aangeduid. De magistraten vormden de uitvoerende macht.
    Elke burger kon door het lot worden aangeduid om te zetelen in de Volksrechtbank. De Volksrechtbank vormde de rechterlijke macht.
  • Om machtsmisbruik te voorkomen voerde elke magistraat zijn taak maar één jaar uit.
    Als een persoon toch te veel macht naar zich toe trok, werd een schervengerecht gehouden. Hij kon zo voor tien jaar uit Athene worden verbannen.
  • Elke polis had haar eigen bestuur, onafhankelijk van de andere.
    Bij externe dreiging werkten de poleis samen, zoals bij de invallen van de Perzen. De poleis hadden elkaar broodnodig, dus zochten ze steun bij elkaar. Dan was er solidariteit.
  • De Atheners kwamen sterk uit de strijd tegen de Perzen. Ze sloten bondgenootschappen en groeiden in de 5de eeuw v.C. uit tot een belangrijke economische, culturele en militaire macht. Die macht kwam tot uiting in de schitterende gebouwen op de Akropolis.
    De machtspositie van Athene zorgde voor rivaliteit en conflicten met andere poleis, zoals Sparta. Griekenland werd jarenlang geteisterd door interne oorlogen.
  • Eind 5de - begin 4de eeuw v.C. streden de stadstaten Athene en Sparta tegen elkaar om de macht over de Griekse poleis.
    De Makedonische koning Philippos profiteerde van de verdeeldheid onder de Grieken. Met zijn sterk uitgebouwde leger versloeg hij de Grieken in 338 v.C.
    Het einde van de politieke onafhankelijkheid van de Griekse poleis was een feit. Ze maakten voortaan deel uit van het Makedonische koninkrijk.
  • Alexander volgde zijn vader Philippos op. Na een veldtocht van ongeveer tien jaar veroverde hij het Perzische rijk.
    Met de dood van Alexander in 323 v.C. kwam er een einde aan het grote Makedonische rijk. Het viel uiteen in drie koninkrijken.
  • Door de veroveringen van Alexander raakte de Griekse cultuur verspreid in het Nabije Oosten en tot diep in Azië. De steden die Alexander in het veroverde gebied stichtte, waren belangrijke centra van vergrieksing. Grieks werd er de taal van bestuur en cultuur.
    De Grieken en de volken uit het Nabije Oosten en Azië namen veel van elkaars gewoontes over. Zo ontstond er een mengcultuur. De Griekse heersers in Egypte lieten zich bijvoorbeeld afbeelden als farao’s.
  • In de Atheense samenleving was er ongelijkheid tussen de inwoners. Er waren vrije mensen en onvrije, de slaven. Slaven waren eigendom van vrije mensen of van de polis. Ze hadden amper rechten.
    Maar ook de vrije bewoners waren ongelijk en hadden verschillende rechten en plichten. Mannelijke inwoners die geboren waren uit Atheense ouders, werden op hun achttiende burger. Ook tussen de burgers waren er grote verschillen. De elite had dankzij grondbezit veel landbouwopbrengsten en was dus rijk. Gewone vrije boeren moesten het met heel wat minder stellen.
  • Migranten en hun afstammelingen werden beschouwd als tweederangsinwoners. Ze waren wel vrij, maar hadden minder rechten en meer plichten dan de burgers. Ze mochten geen huizen of gronden bezitten en betaalden extra belastingen. Ze werkten als ambachtslui of handelaars.
    Vrouwen hadden minder rechten dan mannen. Ze leidden het huishouden. Hun maatschappelijke rol was heel klein.
  • De plaats in de Atheense samenleving werd bepaalde door geboorte, geslacht, leeftijd, geografische afkomst en grondbezit. Athene was dus een standenmaatschappij.
  • De burgers zijn vrij en gelijk: ze hebben dezelfde rechten en plichten
    Universele verklaring van de Rechten van de mens
  • De bevolking verleent de macht
    Via verklaringen verkiezen we vertegenwoordigers
  • de macht is tijdelijk
    verkiezingen om de zoveel jaar (4 of 6 jaar)
  • de macht is verdeeld over verschillende mensen of instellingen 

    scheiding der machten
  • de macht wordt gecontroleerd
    de drie machten controleren elkaar
  • de macht wordt uitgeoefend op basis van een meerderheid
    meer dan de helft moet akkoord gaan
  • Het parlement heeft de wetgevende macht.
    De regering heeft de uitvoerende macht.
    De rechtbank heeft de rechterlijke macht.
    A)
    B)
    C)