Week 2 het geheugen in de babytijd

Cards (15)

  • Er zijn 2 afzonderlijke systemen betrokken bij de vorming van langetermijnherinneringen: 1) het expliciete geheugen 2) impliciete geheugen
  • De vroegste herinneringen lijken impliciet te zijn. Ze worden opgeslagen in het cerebellum en de hersenstam.
  • Expliciete herinneringen vormen zich pas vanaf de tweede helft van het eerste levensjaar.
  • De hippocampus is belangrijk voor het ondersteunen van de ontwikkeling van het geheugen.
  • Het expliciete geheugen: geheugen met bewuste herinneringen die doelbewust opgehaald kunnen worden.
  • Het impliciete geheugen: geheugen met herinneringen waarvan we ons niet bewust zijn.
  • Herinnering: het proces waarmee informatie wordt gecodeerd, opgeslagen en weer opgehaald wordt.
  • Het vermogen van baby’s om nieuwe stimuli van oude te onderscheiden, zoals gebeurt bij gewenning geeft aan dat er een bepaalde geheugencapaciteit aanwezig is.
  • De geheugencapaciteit van baby’s verbetert.
  • Het lijkt er dus op dan herinneringen die in eerste instantie vervolgen lijken. Door middel van hints kunnen worden gereactiveerd. (hoe ouder de baby, hoe beter dat lukt)
  • Oudere kinderen kunnen informatie sneller terughalen en langer onthouden.
  • Infantiele amnesie: de afwezigheid van herinneringen aan ervaringen van vóór het derde levensjaar.
  • Herinneringen kunnen niet altijd gemakkelijk of accuraat worden opgehaald. Ze kunnen doorkruist worden door andere, nieuwere informatie die de oudere informatie vervangt of blokkeert en moeilijk vindbaar maakt.
  • Taal speelt een belangrijke rol bij hoe herinneringen van heel vroeger worden opgehaald.
  • Herinneringen aan persoonlijke ervaringen blijven in de meeste gevallen niet bestaan tot in de volwassenheid.