Er zijn 2 afzonderlijke systemen betrokken bij de vorming van langetermijnherinneringen: 1) het expliciete geheugen 2) impliciete geheugen
De vroegste herinneringen lijken impliciet te zijn. Ze worden opgeslagen in het cerebellum en de hersenstam.
Expliciete herinneringen vormen zich pas vanaf de tweede helft van het eerste levensjaar.
De hippocampus is belangrijk voor het ondersteunen van de ontwikkeling van het geheugen.
Het expliciete geheugen: geheugen met bewuste herinneringen die doelbewust opgehaald kunnen worden.
Het impliciete geheugen: geheugen met herinneringen waarvan we ons niet bewust zijn.
Herinnering: het proces waarmee informatie wordt gecodeerd, opgeslagen en weer opgehaald wordt.
Het vermogen van baby’s om nieuwe stimuli van oude te onderscheiden, zoals gebeurt bij gewenning geeft aan dat er een bepaalde geheugencapaciteit aanwezig is.
De geheugencapaciteit van baby’s verbetert.
Het lijkt er dus op dan herinneringen die in eerste instantie vervolgen lijken. Door middel van hints kunnen worden gereactiveerd. (hoe ouder de baby, hoe beter dat lukt)
Oudere kinderen kunnen informatie sneller terughalen en langer onthouden.
Infantieleamnesie: de afwezigheid van herinneringen aan ervaringen van vóór het derde levensjaar.
Herinneringen kunnen niet altijd gemakkelijk of accuraat worden opgehaald. Ze kunnen doorkruist worden door andere, nieuwere informatie die de oudere informatie vervangt of blokkeert en moeilijk vindbaar maakt.
Taal speelt een belangrijke rol bij hoe herinneringen van heel vroeger worden opgehaald.
Herinneringen aan persoonlijke ervaringen blijven in de meeste gevallen niet bestaan tot in de volwassenheid.